Middenhersenen: coördineren en controleren spierbewegingen
Slide 11 - Slide
Kleine hersenen (cerebellum)
Windingen en groeven → groot oppervlak
Buitenkant: grijze stof
Binnenkant: witte stof
Coördineren houding, beweging en motorische vaardigheden
Slide 12 - Slide
Ruggenmerg
Schakel tussen hersenen en spieren/organen (lichaam)
Hoofd en hals direct met hersenen verbonden.
Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden.
Impulsen gaan via ruggenmerg naar de hersenen.
Slide 13 - Slide
Functie CZS
Hersen krijgen informatie vanuit
sensorische zenuwen van buiten (zintuigen)
en van binnenuit het lichaam over bloeddruk, temperatuur.
Informatie komt binnen via sensorische cel, gaat via ruggenmerg naar de hersenen .
Slide 14 - Slide
Functie Perifere Zenuwstelsel
Vervoerders van 'prikkels' van zintuigen naar het CZS en van het CZS naar de spieren en organen.
1. motoriek
2. aanraken
3. evenwicht
4.visueel
5.geluid
Slide 15 - Slide
Motorische zintuigen
Van hersenen via motorische cel naar ruggenmerg en motorische output. Zij gaan naar doel orgaan.
Dit kan willekeurig: iets wat we bewust aansturen, bv hand opsteken.
Onwillekeurig: Geen bewuste invloed, bv hartslag is nu 80pm
Slide 16 - Slide
Wat nemen we waar?
We nemen Prikkels waar.
Externe prikkels:
Veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)
Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Autonome zenuwstelsel
Sympatisch (fight or flight)
ACTIE
Gaspendaal
Parasympatisch (rest and digest)
RUST
Rempendaal
Slide 20 - Slide
Waarnemen
Met behulp van je zintuigen verzamel je informatie
Slide 21 - Slide
Wat is een impuls?
Je hersenen moeten de informatie van buiten (of binnen) het lichaam wel begrijpen. Daarom zetten je zintuigen de informatie om in een elektrisch signaal:
Een Impuls
Slide 22 - Slide
Drempelwaarde
Waarom merk je sommige veranderingen niet?
Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden.
Slide 23 - Slide
Het zenuwstelsel bestaat uit
A
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
B
centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
C
centraal zenuwstelsel en lichaamzenuwen
D
perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
Slide 24 - Quiz
Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel
Slide 25 - Quiz
Sleep de kenmerken naar het juiste zenuwstelsel
Heb je niet alles goed? Druk op reset.
Sympatisch zenuwstelsel
Parasympatisch zenuwstelsel
Stimulatie van de hartactiviteit en ademhaling
Opslag reservevoedsel
Bloedvatverwijding in spijsverteringsorgaan
Afgifte adrenaline
Minder energieverbruik
Toename zweetproductie
Slide 26 - Drag question
Dendriet
Cellichaam
Kern
Slide 27 - Drag question
Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen
Slide 28 - Drag question
Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het CZS met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Wat is de functie van het zenuwstelsel?
A
zorgt voor prikkelgeleiding
B
zorgt voor je bewustzijn
C
Goede samenwerking van de lichaamsfuncties
D
fight en flight
Slide 31 - Quiz
Het zenuwstelsel kan op grond van de bouw worden ingedeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel
A
goed
B
fout
Slide 32 - Quiz
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit
A
hersenen en ruggenmerg
B
31 hersenzenuwen en 12 ruggenmergzenuwen
C
12 hersenzenuwen en 31 ruggenmerg zenuwen
D
20 hersenzenuwen en 23 ruggenmergzenuwen
Slide 33 - Quiz
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
A
hersenen en ruggenmerg
B
hersenen en motorische zenuwen
C
hersenen en perifere zenuwen
D
hersenen, ruggenmerg en perifere zenuwen
Slide 34 - Quiz
Het parasympatisch zenuwstelsel
A
is een onderdeel van het autonome zenuwstelsel
B
brengt het lichaam tot rust, en bevordert de spijsvertering
C
is tegenovergestelde van het sympathische zenuwstelsel
D
a+b+c
Slide 35 - Quiz
welke delen van het zenuwstelsel behoren bij het centraal zenuwstelsel?
A
perifere zenuwen
B
zenuwen in het ruggenmerg
C
zenuwen in de hersenen
D
zenuwen in ruggenmerg en hersenen
Slide 36 - Quiz
Wat is een andere naam voor het onwillekeurige zenuwstelsel?
A
Animaal
zenuwstelsel
B
Autonoom
zenuwstelsel
C
Motorisch
zenuwstelsel
D
Sensorisch
zenuwstelsel
Slide 37 - Quiz
Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie
Slide 38 - Quiz
Het autonome zenuwstelsel werkt
A
zonder onze wil
B
door aansturing van bloedvaten
C
in samenwerking met het hart
D
het willekeurige zenuwstelsel
Slide 39 - Quiz
hoe wordt het autonome zenuwstelsel onderverdeeld?
Slide 40 - Open question
Hoe heten de signalen die het zenuwstelsel verstuurt?
Slide 41 - Open question
Op welk zenuwstelsel heb je zelf GEEN invloed?
A
Autonome zenuwstelsel
B
Animale zenuwstelsel
C
Willekeurige zenuwstelsel
D
Vegetatieve zenuwstelsel
Slide 42 - Quiz
Wat is het verschil tussen het animale zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel?
Slide 43 - Open question
Zenuwcel of neuron
1
2
3
4
5
Dendriet
Cellichaam
Axon
Myelineschede
Synaps
Slide 44 - Drag question
Een zenuwcel heeft heel veel dendrieten. Wat doen deze?
A
Het ontvangen van een signaal
B
ze geleiden impulsen naar het cellichaam toe
C
Ze geven een signaal door
D
Ze geleiden impulsen van het cellichaam af
Slide 45 - Quiz
Welk type zenuwcel zorgt ervoor dat spieren aangestuurd worden?
A
Bewegingszenuwcel (motorisch)
B
Gevoelszenuwcel (sensorisch)
Slide 46 - Quiz
Stelling: Een sensorische zenuwcel vangt een prikkel op en stuurt dit door naar het centrale zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist
Slide 47 - Quiz
De chemische stofjes die zorgen voor de overdracht van zenuwcel naar zenuwcel heten de:
A
Synaps
B
Axon
C
Neurotransmitters
D
Dendrieten
Slide 48 - Quiz
Een zenuwcel zorgt dat informatie wordt doorgestuurd. Wat is een ander woord voor zenuwcel?
A
Dendriet
B
Impuls
C
Neuron
D
Axon
Slide 49 - Quiz
Aan het einde van de les
Kun je de werking van het zenuwstelsel beschrijven
Kun je de onderdelen van het zenuwstelsel benoemen