Aan het eind van deze les heb je een beter begrip van het bijwoord en het voegwoord.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
voegwoord en bijwoord
Herhalen.
Aan het eind van deze les heb je een beter begrip van het bijwoord en het voegwoord.
Slide 1 - Slide
We kijken naar de video van het boek over het bijwoord
Slide 2 - Slide
Wat zijn de BIJWOORDEN?
A
in, op, onder
B
gedurende, tijdens, te
C
heel, niet, snel
D
en, omdat, maar
Slide 3 - Quiz
Wat doen bijwoorden niet?
Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.
Slide 4 - Quiz
Zoek het bijwoord:
Morgen geef ik een feestje.
A
Morgen
B
geef
C
een
D
feestje
Slide 5 - Quiz
Wat is het bijwoord? Havo 2 werkt hard aan de bijwoorden.
A
werken
B
hard
C
groep 7
D
de bijwoorden
Slide 6 - Quiz
Een bijwoord kan iets over een een ander bijwoord zeggen.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat is het bijwoord/ zijn de bijwoorden? Jan kan heel hard fietsen.
A
hard
B
heel, hard
C
heel
D
fietsen
Slide 8 - Quiz
bij welke van deze zinnen is het bijwoord bij een ander bijwoord gebruikt?
A
zij kan heel goed zingen
B
zij liep snel door
C
morgen hebben we een volleybal toernooi
D
het is een hele saaie les
Slide 9 - Quiz
Wat is geen bijwoord?
A
waarom
B
soms
C
achter
D
niet
Slide 10 - Quiz
We gaan door met het voegwoord
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
De nevenschikkende voegwoorden moet je uit je hoofd leren: en, of, maar, dus, want
Slide 14 - Slide
Wat is een voegwoord? Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.
Slide 15 - Quiz
Wat is een voegwoord?
A
voegt
B
woord
C
want
D
een
Slide 16 - Quiz
Het voegwoord 'want'
is een ...................voegwoord
A
nevenschikkend (dus 2 hoofdzinnen)
B
onderschikkend (dus hoofdzin en bijzin)
Slide 17 - Quiz
Wat is geen voegwoord:
A
terwijl
B
omdat
C
toen
D
fiets
Slide 18 - Quiz
Het voegwoord OMDAT is een voegwoord die een .....
A
tijdsvolgorde
B
tegenstelling
C
oorzaak
D
opsomming
Slide 19 - Quiz
vind het voegwoord en de bijwoorden: Hoewel het buiten erg koud is, gaan we toch wandelen. Ik wil naar de bioscoop, maar ik ben helaas te moe. Omdat hij snel zijn huiswerk maakte, had hij nog tijd om te gamen. We bleven binnen, want het regende hard. Terwijl zij rustig een boek las, luisterde hij naar muziek.
Slide 20 - Open question
Vind het voegwoord en de bijwoorden: Ik wil naar de bioscoop, maar ik ben helaas te moe.
Slide 21 - Open question
Vind het voegwoord en bijwoord: Omdat hij snel zijn huiswerk maakte, had hij nog tijd om te gamen.
Slide 22 - Open question
Vind het voegwoord: We bleven binnen, want het regende hard.
Slide 23 - Open question
Vind het voegwoord: Terwijl zij rustig een boek las, luisterde hij naar muziek.