Les 9 Basis Spaans

1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide



Hoy tenemos dos invitadas
- Esta es señora Geertsma. Es mi profesora de mi estudio. 
- y esta es mi colega de trabajo: Jennie de Witte. 

Vandaag sluiten ook Friederike en Sarah aan in deze groep, onderwerp van vandaag is goed om te herhalen.  
> interactie 
- vragen om voor te stellen, stel vragen over woonplaats/leeftijd
- vragen of ze de namen van de rest van de studenten kennen > hoe zou je dat in het spaans kunnen vragen
Terugblik
La semana pasada

Slide 2 - Slide

Ser vs. estar
Op het bord schrijven: 
¿Cómo se dice ... en ...?
¿Qué significa ...?
El programa

  • Wanneer hay en wanneer estar?

  • Oefenen met de weg vragen.

  • Vocabulaire 'de weg wijzen'.

Slide 3 - Slide

> intro: huiswerk , video bekeken over hay/estar

spreekvaardigheid
uitleg 
El objetivo
Basis: de weg vragen / wijzen.

Aan het einde van de les...
... weet je wanneer je hay gebruikt en wanneer estar
... kun je de weg vragen in het Spaans.
... kun je instructies m.b.t. de weg opvolgen. 

Slide 4 - Slide

Grotere doel > basis kennen voor de weg vragen/wijzen

De doelen van deze les zijn:
- weet ...
-

Slide 5 - Slide

huiswerk > opfrissen/ voorkennis activeren
'Hay' betekent er is/er zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van estar in:
Él ...
A
estás
B
estamos
C
estáis
D
está

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van estar in:
Vosotros ...
A
está
B
están
C
estáis
D
estamos

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


¿Dónde ... el supermercado?
A
hay
B
está

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Perdone, ¿hay ... banco por aquí?
A
un
B
uno

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
¿Hay ... estadio en Valencia?
A
el
B
los
C
un
D
unos

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Kies uit: hay/está/están.
La pizzería ... en la calle Fernando.
A
hay
B
está
C
están

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Kies uit: hay/está/están.
... muchos coches en la calle.
A
Hay
B
Está
C
Están

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je
hay en wanneer estar?


HAY
ESTAR

Slide 14 - Slide

Geef nadenktijd
schrijven op bord
Ejemplos
¿Hay un supermercado por aquí?   - Sí hay uno cerca de aquí.
Hay tres supermercados en el centro.
*Hay muchas tiendas en el centro.

La panadería está lejos de aquí. 
María está al final de la calle El Salvador. 

Slide 15 - Slide

> voorbeelden mucho/poco
mucho tráfico
poco tráfico

mucha gente
poca gente

muchas tiendas
pocas tiendas

muchos chicos
pocos chicos
Spreekvaardigheid: oefening hay 
Vorm tweetallen en maak zinnen met de gegevens zoals in het voorbeeld:  
supermercado         Calle Pablo Picasso
A: Perdone, ¿hay un supermercado por aquí?
B: - Sí, hay uno en la calle Pablo Picasso.


1. cine                                        Calle Luis Cuevas
2. restaurante                       Calle Diego Rivera
3. biblioteca                           Calle Leonor Fini
4. heladería                            Calle Clemente Orozco
5. oficina de correos          Calle Rufino Tamayo                  
Klaar?: kijk op de kaart en zoek zelf verder naar voorbeelden.

Let op: 
is het woord mannelijk of vrouwelijk?
timer
10:00
p. 34
opSTAP
uno/una 

Slide 16 - Slide

Kaart uitdelen
Spreekvaardigheid: oefening estar
1. Persoon A trekt een kaartje.
2. Persoon A gooit met de dobbelsteen.
1 of 2 = ochtend / 3 of 4 = middag / 5 of 6 = avond
3. Persoon A groet de ander en vraagt naar de weg.
4. Persoon B geeft aan of het ver weg (lejos) of dichtbij  (cerca) is en noemt de staat  ---> wissel daarna van rol en pak een nieuw kaartje.
Buenos días señor(a). ¿Dónde está la panadería?
- La panadería está cerca de aquí. Está en la calle Salvador Dallí.
Startpunt 
bij de pijl 
timer
10:00

Slide 17 - Slide

groepsopdracht

Vocabulario
Dar direcciones
Welke woorden heb je nodig bij het wijzen van de weg? 

Slide 18 - Slide

Vraag stellen: wat voor woorden heb je nodig om de weg te wijzen?
Ver weg / dichtbij
Español
Holandés
Está muy cerca (de aquí).
Het is (hier) heel dichtbij.
Está (bastante) lejos .
Het is (best) ver.
No está lejos (de aquí).
Het is niet ver (hier vandaan).

Slide 19 - Slide

> naspreken
Links / rechts

Slide 20 - Slide

> naspreken
Tomar (nemen)
Toma la ...... calle a la izquierda / derecha
Neem de .... straat links / rechts
  • primera  (eerste)
  • segunda  (tweede)
  • tercera  (derde) 
  • última   (laatste)                                                   
    Daarna = después
    Aan je linker/rechterhand --> A tu mano izquierda / derecha está el/la ...


Slide 21 - Slide

This item has no instructions







Belangrijke werkwoorden:
seguir (volgen)                  girar (afslaan)           cruzar (oversteken/kruisen)                 
Español
Holandés
Sigue todo recto hasta..
Ga rechtdoor tot ..
Cruza la plaza
Steek het plein over 
Gira a la derecha / izquierda 
Sla rechtsaf / linksaf 
Al final de la calle
Aan het einde van de straat
Pasado el ... / la ... 
Voorbij 
Al lado de ... 
Naast ...
Enfrente de ...
Tegenover ...
En la esquina
Op de hoek
Muchísimas gracias  > De nada
Heel erg bedankt > Geen dank

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Waar gaan we naartoe?
Groepsopdracht: raad waar we naartoe gaan. Volg de instructies en probeer samen te achterhalen waar je uitkomt. Start steeds bij de pijl!

Je mag de vocabulaire op de vorige slides 
als hulpmiddel gebruiken. 



Ejemplo
Sigue todo recto.  
Al lado de la papelería a tu mano izquierda está ...

Slide 23 - Slide

Gezamenlijke inoefening. Ik geef instructies en de student moet raden waar je uitkomt

Toma la primera calle a la izquierda. Al final de la calle gira a la derecha. Al lado de la librería está .... 
Sigue todo recto. 
Al final de la calle gira a la derecha y inmediatamente a la izquierda. Sigue todo recto. A tu mano derecha está ...
Toma la primera calle a la izquierda. Al final de la calle gira a la derecha y toma la primera a la izquierda. Después toma la primera a la derecha. En la esquina está ...
timer
15:00

Slide 24 - Slide

Gezamenlijke inoefening. Ik geef instructies en de student moet raden waar je uitkomt

Blauw = la zapatería
Rood = la agencia de viajes
Groen = el museo 
El objetivo
Basis: de weg vragen / wijzen.

Aan het einde van de les...
... weet je wanneer je hay gebruikt en wanneer estar
... kun je de weg vragen in het Spaans.
... kun je instructies m.b.t. de weg opvolgen. 

Slide 25 - Slide

Grotere doel > basis kennen voor de weg vragen/wijzen

Voor deze les zijn de doelen dat je: 
- weet ...
-
Vooruitblik
La próxima semana

Slide 26 - Slide

Ser vs. estar
Op het bord schrijven: 
¿Cómo se dice ... en ...?
¿Qué significa ...?
Hoeveel punten zou je deze les geven?
010

Slide 27 - Poll

Volgende vraag > wat is er nodig voor jou om de volledige 10 punten te geven?
Wat is de opbrengst van deze
les voor jou?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Los deberes
Leren: 
Vocabulaire uit deze les. Dit heb je nodig voor het oefenen tijdens de volgende les (de weg wijzen). 

Maken:
Werk iedere week aan je eindopdracht!
Inleverdatum: maandag 20 juni.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions