Nederlands - herhaling theorie Bouwsteen 6

Herhaling theorie - Bouwsteen 6   
Argumenteren 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhaling theorie - Bouwsteen 6   
Argumenteren 

Slide 1 - Slide

Vandaag:

Herhaling theorie bouwsteen 6
  • Leerdoelen 
          1 Leerdoelen voorbeeld en theorie
          2 Leerdoelen Lezen & Luisteren
          3 Leerdoelen Schrijven
          4 Leerdoelen Spreken en Gesprekken voeren
  • Even oefenen
  • Maken tussentoets
  • woordenschat bouwsteen 6 niet vergeten!
    

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
1. Voorbeeld en theorie



  • Je kunt beschrijven wat het verschil tussen feiten en meningen is.
  • Je kunt beschrijven wat het verschil tussen objectief en subjectief is.
  • Je kunt beschrijven wat het verschil tussen standpunten en argumenten is.
  • Je kunt een aantal drogredenen herkennen.
  • Je kunt schriftelijk en mondeling je standpunt of conclusie beargumenteren



Slide 3 - Slide

de hersens opschudden: woordgraptogram
  • Yvon Jaspers helpt mensen de zangeres te vinden van Zonder gezicht en Niets tussen (16 letters)
  • speciaal telefoonnummers voor vaders met een uiterste inleverdatum  (7 letters)
  • bekendste Noord-Amerikaanse rappers van 2000 en 2020 ineen (7 letters)

Slide 4 - Slide

1. Voorbeeld en theorie - Feiten en meningen

Slide 5 - Slide

Je kunt het controleren, het staat vast.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Persoonlijke gedachte van iemand, je bent het er wel, niet of een beetje mee eens.
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quiz

Ingezonden brieven, columns en discussieforums zijn voorbeelden van:
A
Objectieve teksten
B
Subjectieve teksten

Slide 8 - Quiz

Nieuwsberichten, onderzoeksrapporten en wetenschappelijke tijdschriften zijn voorbeelden van:
A
Objectieve teksten
B
Subjectieve teksten

Slide 9 - Quiz

let op de "want-dus-proef"
1. Voorbeeld en theorie - Standpunt en argument

Slide 10 - Slide

*Even oefenen*

Standpunt -->  "Nederland moet meer windmolenparken op zee bouwen." 
Geef aan: argument voor, argument tegen of voorbeeld

Slide 11 - Slide

*Even oefenen antwoorden* 

Standpunt -->  "Nederland moet meer windmolenparken op zee bouwen." 
Geef aan: argument voor, argument tegen of voorbeeld
A - arg. tegen
B - arg. voor
C - voorbeeld
D - voorbeeld
E - voorbeeld
F - arg. tegen
G - arg. voor
H - arg. tegen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Leerdoelen
2. Lezen en Luisteren


  • In dit deel herhalen we:
  • wat figuurlijk taalgebruik is;
  • figuurlijk taalgebruik in een (luister)tekst herkennen;
  • het onderscheid tussen een feit en een mening benoemen;
  • in een (luister-)tekst de feiten en de meningen herkennen;
  • van feiten en meningen in een (luister)tekst uitleggen waarom het een feit of mening is;
  • conclusies trekken over de bedoelingen en gevoelens van de schrijver of spreker (waaronder wel of geen nepnieuws).



Leg uit

Slide 14 - Slide

2. Lezen en Luisteren - figuurlijk taalgebruik

Slide 15 - Slide

*Even oefenen*

Wat betekenen de volgende uitdrukkingen en gezegdes?

Slide 16 - Slide

*Even oefenen*


Slide 17 - Slide

Leerdoelen
3. Schrijven

In dit deel leer je:
  • je standpunt of conclusie ondersteunen met geldige argumenten;
  • een aantal drogredenen herkennen;
  • je tekst verlevendigen met figuurlijk taalgebruik;
  • schriftelijk een idee, product of dienst aanprijzen rekening houdend met je publiek.



Leg uit

Slide 18 - Slide

3. Schrijven - Beeldspraak

Slide 19 - Slide

Waarom gebruikt een schrijver beeldspraak?

Slide 20 - Open question

Wat is een eufemisme?
timer
0:10
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)

Slide 21 - Quiz

Zij heeft wel een paar centen.
A
understatement
B
hyperbool
C
metafoor
D
tegenstelling

Slide 22 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?

Die poolreizigers zullen het wel FRISJES hebben.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 23 - Quiz

Wat is een drogreden? 

> Onjuist argument. -Drog- komt van bedrog.

> Niet alle argumenten zijn geldige argumenten. De relatie met de conclusie (standpunt) blijkt als je wat beter kijkt niet te kloppen. Foutieve argumenten worden drogredenen genoemd.
> Bijvoorbeeld: Roken is niet slecht, mijn oma van 95 rookte een pakje per dag.

4. Spreken en Gesprekken voeren - Drogredenen

Slide 24 - Slide

4. Spreken en Gesprekken voeren - Drogredenen
• Ontduiken van de bewijslast
Je formuleert je argument zo dat je je tegenstanders ervan weerhoudt het standpunt tegen te spreken.

• Verkeerd autoriteitsargument
Je voert iemand op die helemaal geen autoriteit is op het gebied van het onderwerp van de discussie, of iemand die er belang bij heeft (partijdig is) 

• Beroep op traditie
Je geeft een argument dat gebaseerd is op het idee dat iets zo moet blijven omdat het altijd al zo geweest is.

• Persoonlijke aanval
Je geeft een argument waarbij je je niet richt op de inhoud van een standpunt maar op de persoon.









Slide 25 - Slide

4. Spreken en Gesprekken voeren - Drogredenen
• Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Je legt een verband tussen oorzaak en gevolg terwijl dat er niet is. Je trekt dus een verkeerde conclusie. Dit wordt ook wel een onjuist causaal verband genoemd (causaal verband = verband tussen oorzaak en gevolg).

• Cirkelredenering
Je herhaalt het standpunt als een argument. Je zegt dus twee keer hetzelfde.

• Verkeerde vergelijking
Je vergelijkt twee zaken met elkaar die helemaal niet met elkaar te vergelijken zijn.

• Generalisatie
Je trekt op basis van heel weinig gegevens een conclusie.










Slide 26 - Slide

Leerdoelen
4. Spreken en Gesprekken voeren



In dit deel leer je:
  • nog een aantal drogredenen herkennen;
  • mondeling een idee, product of dienst aanprijzen.

Maken: bolletje 1 en 2  van spreken/gesprekken voeren
Bespreken

timer
10:00

Slide 27 - Slide

Hij kan nu wel zeggen dat je een bijbaantje moet zoeken, maar zelf heeft hij nog nooit een baan gehad.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Overhaaste generalisatie
C
Ontduiken bewijslast
D
Persoonlijke aanval

Slide 28 - Quiz

Welke drogreden?

Slide 29 - Slide

Plastic afval scheiden. Dat weet toch iedereen?
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Overhaaste generalisatie
C
Beroep op de meerderheid
D
Bespelen van het publiek

Slide 30 - Quiz

Welke drogreden wordt hier gebruikt?
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie 
Cirkelredenering
Verkeerde vergelijking 
Generalisatie
Ontduiken van de bewijslast 
Verkeerd autoriteitsargument 
Beroep op traditie 
Persoonlijke aanval 
Een nieuw wetsvoorstel over vaccineren! Wij gaan voor stemmen, omdat we vaccineren belangrijk vinden.
Doe toch niet zo raar. Jij zegt altijd maar wat.
Wij gaan voortaan hockeyen volgens het 2-1-4-3 spelsysteem, want Louis van Gaal zegt dat dit altijd werkt.

Slide 31 - Drag question

Het is belachelijk dat je geen muziek meer krijgt op de middelbare school. Dat vindt Lil Kleine ook.
A
Persoonlijke aanval
B
Cirkelredenering
C
Beroep op autoriteit
D
Verkeerde vergelijking

Slide 32 - Quiz

Welke drogreden?
A
Bespelen van het publiek
B
Persoonlijke aanval
C
Verkeerde vergelijking
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 33 - Quiz

Ik heb helemaal geen zin om me daarvoor te verantwoorden. Zeg mij maar eens waarom ik geen supporter van de Graafschap mag zijn.
A
Cirkelredenering
B
Persoonlijke aanval
C
Overhaaste generalisatie
D
Ontduiken bewijslast

Slide 34 - Quiz

argument
drogreden
Van deze wasmachine worden je kleren zo schoon dat je ze nooit meer hoeft te wassen.
Je zou moeten stoppen met roken, dan houd je veel geld over.
Scholen moeten niet voor 11 uur open,  het puberbrein kan dan nog niet echt actief zijn.
Dat weet iedereen, dat hoef ik niet uit te leggen
Fijn dat de aarde opwarmt,  dan kunnen we lekker veel zonnen
 “We moeten ook via internet onze producten gaan verkopen.” De meeste jongeren hebben een smartphone.
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.
Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.

Slide 35 - Drag question

Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Verkeerde vergelijking
C
Beroep op traditie
D
Cirkelredenering

Slide 36 - Quiz

Waarom zou ik een mobiele telefoon aanschaffen? Vroeger had niemand een mobiele telefoon en toen kon je ook met elkaar afspreken.
A
Beroep op traditie
B
Ontduiken bewijslast
C
Overhaaste generalisatie
D
Persoonlijke aanval

Slide 37 - Quiz

Aan de slag
Bouwstenen 3F

Hoofdstuk 6 argumenteren

6.4 Luisteren

Maken opdr 1 t/m 17 zelfstandig 



Slide 38 - Slide

Volgende week:
**TOETS BOUWSTEEN 6**

Huiswerk: (af)maken Woordenschat 3F Bouwsteen 6
toetsstof in Teams en Magister
Zorg dat je de opdrachten volgens planner hebt gemaakt.


Slide 39 - Slide

Vragen?
Tot volgende week!

Slide 40 - Slide