5V 9.5 bloedvaten

9.5 leerdoelen

Ik kan


  • vorm en functie verbinden bij de verschillende soorten bloedvaten.
  • toelichten hoe de bloedstolling verloopt.
  • toelichten hoe cellen stoffen met het bloed uitwisselen.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

9.5 leerdoelen

Ik kan


  • vorm en functie verbinden bij de verschillende soorten bloedvaten.
  • toelichten hoe de bloedstolling verloopt.
  • toelichten hoe cellen stoffen met het bloed uitwisselen.

Slide 1 - Slide

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: dekweefsel, basale membraan, bindweefsel, glad spierweefsel, kleppen, plaque, atherosclerose, infarct, bloedplaatjes, plaatjesfactor, bloedstolling, tromboplastine, stollingsfactor, trombine, protrombine, fibrinogeen, fibrinedraden, bloedstolsel, tight junctions, bloeddruk, filtratiedruk, weefselvloeistof, colloïd osmotische druk, lymfesysteem, lymfe, lymfeknopen

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
  • je weet welke binas-tabellen bij het onderwerp horen en informatie uit deze tabellen halen en gebruiken (BINAS 84 C2, G, N en O)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 4 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 5 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 6 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met
tight-junctions. Er kunnen
nauwelijks stoffen tussen de cellen
door.
Meeste stoffen via diffusie,
endocytose, exocytose.

Slide 7 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 2: glad endotheel met poriën.
Op plekken waar extra capaciteit
nodig is: hersenen, nieren en alvleesklier.

Slide 8 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 3: endotheel met open structuur.
In organen waar veel contact
tussen bloed en orgaan nodig
is: lever, milt en rode beenmerg.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Link

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde  basale membraan en vormen een plaatjesprop.
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren rond het bloedvat.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Bloedstolling
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af.
De beschadigde weefselcellen geven tromboplastine af.  Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Slide 14 - Slide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt een enzym (streptokinase) aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatge weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Link

Slide 20 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Bij de haarvaten vindt de uitwisseling van stoffen plaats tussen bloed en weefsel.
De bloeddruk perst een deel van het bloedplasma (met zuurstof, aminozuren, glucose) tussen de endotheelcellen en door de poriën (indien aanwezig) het weefsel in (tussen de weefselcellen).
Bloedplasma buiten bloedvaten heet weefselvloeistof.

Slide 21 - Slide

Uitwisseling met weefsels
De bloeddruk neemt af van 4,6 kPa naar 2,3 kPa tussen begin en eind haarvat.

Slide 22 - Slide

Uitwisseling met weefsels
In het bloed achtergebleven eiwitten (te groot om het bloedvat te verlaten) zorgen voor een colloïd osmotische druk.

Slide 23 - Slide

Wat was osmose ook alweer?

Slide 24 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).

Slide 25 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Deze NFD zorgt er voor dat veel weefselvloeistof aan het einde van een haarvat weer terugstroomt het haarvat in (met afvalstoffen, CO2).

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Dagelijks ongeveer 20L van bloedplasma -> weefselvloeistof. Ongeveer 10% blijft achter in de weefsels.

Het lymfesysteem zorgt er voor dat deze weefselvloeistof weer terug komt in de bloedbaan

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Lymfesysteem
Weefselvloeistof wordt
verzameld in lymfevaten.
Het heet dan lymfe.

Slide 30 - Slide

Lymfesysteem
Lymfevaten hebben
kleppen om te zorgen
dat de lymfe de goede
kant op stroomt.

Slide 31 - Slide

Lymfesysteem
Via de borstbuis bij de
sleutelbeenader weer het bloed
in.

Bloedplasma=weefselvloeistof
=lymfe.

Slide 32 - Slide

aan de slag
1. maak een begrippenlijst
2. bekijk de animaties op de volgende dia's
3. maken en nakijken opdrachten 9.5
4. maken en nakijken examentraining, toepassing en oefentoets (online)
5. bestuderen en maken opdrachten en animaties op volgende dia's

Controleer of je alle leerdoelen beheerst/ aan alle succescriteria voldoet. Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen. 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link