§2.4 - Atoombouw

par 2.4 Atoombouw
1 / 36
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

par 2.4 Atoombouw

Slide 1 - Slide

atoombouw 

je hebt nodig je schrift en je boek blz. 220

Slide 2 - Slide

§2.4 Atoombouw
Je leert:
- drie verschillende atoommodellen om een atoom te beschrijven
- met protonen, neutronen en elektronen een atoom te beschrijven
- berekeningen aan atomen uit te voeren met atoomnummer en massagetal
- uitleggen wat isotopen zijn
- waarom atoomsoorten een relatieve atoommassa hebben

Slide 3 - Slide

Atomen bestaan uit kleine deeltjes
In §2.2 en §2.3 leerde je dat moleculen uit atomen zijn opgebouwd.

In §2.4 leer je dat ook ATOMEN uit nog kleinere deeltjes zijn opgebouwd:
                  - protonen
                  - neutronen
                  - elektronen
Er zijn in totaal 118 atomen. Hoe zijn deze atomen opgebouwd 
uit protonen, neutronen en elektronen en waarin zijn zij anders?

Slide 4 - Slide

Drie verschillende atoommodellen: 
het atoommodel van Dalton
John Dalton had een atoommodel bedacht waarbij alle atomen werden voorgesteld als MASSIEVE BOLLEN.
Je kan je dit voorstellen als knikkers.
Elke atoom had zijn eigen massa en zijn eigen diameter (=grootte).
Dalton bedacht kleuren voor de atomen.
Die kleuren gebruiken we nu nog in molecuul bouwdozen:

Slide 5 - Slide

Drie verschillende atoommodellen: 
het atoommodel van Thomson
John Thomson had ontdekt dat er negatieve geladen deeltjes uit een atoom verwijderd kunnen worden. Dit klopte niet met het model van Dalton van massieve bollen dus moest er een nieuw "model" worden bedacht.
Thomson bedacht dat de negatieve geladen deeltjes 
voor te stellen zijn als krenten in een krentenbol, 
die dus uit een atoom verwijderd kunnen worden.

Dit was revolutionair omdat hieruit bleek 
dat atomen uit nog kleinere deeltjes bestaan.

Slide 6 - Slide

Drie verschillende atoommodellen: 
het atoommodel van Rutherford
Ernest Rutherford had ontdekt dat de atomen geen massieve bollen kunnen zijn.
Hij had dit ontdekt omdat alle radioactieve deeltjes recht door een atoom gaan. Als atomen massieve bollen zouden zijn, dan moeten alle radioactieve deeltjes terugkaatsen, zoals jij ook terugkaatst van een dichte muur.
                                                      deeltjes konden 'gewoon' door
                                                      atomen heen zonder dat atomen
                                                      stuk gingen.

Slide 7 - Slide

Drie verschillende atoommodellen: 
het atoommodel van Rutherford
Omdat radioactieve deeltjes gewoon door atomen heen gaan maar atomen wel massa hebben, bedacht Rutherford dat alle massa van een atoom in een kleine kern zit. 99% van het atoom is "leeg" en heeft geen massa.
De grootte van de kern en een atoom is dan hetzelfde als een mug op de middenstip van een groot voetbalstadion. 

Slide 8 - Slide

Drie verschillende atoommodellen: 
het atoommodel van Rutherford
Alle massa zit dus in de kern.
Er was ook ontdekt dat er "massaloze" deeltjes zweven in de lege ruimte rondom de kern.
Deze massaloze deeltjes heten ELEKTRONEN en hebben een elektrische lading van -1.
Omdat atomen zelf neutraal zijn (=geen lading) hebben moet er dus ook positieve lading in een atoom zitten: Dit zijn de PROTONEN en hebben elektrische lading +1.

Slide 9 - Slide

Drie verschillende atoommodellen: 
het atoommodel van Rutherford
Een paar jaar later werd ook nog ontdekt dat er 
 NEUTRONEN zijn.
Deze hebben geen elektrische lading (=zijn neutraal). 
Neutronen zitten ook in de kern.

                                       Het atoommodel van Rutherford kan je 
                                        dus als volgt voorstellen:

Slide 10 - Slide

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen per atoom?
Nu je weet WAAR de protonen, neutronen en elektronen zitten in een atoom, is het nog belangrijk dat je kunt bepalen HOEVEEL er van ieder deeltje aanwezig is.
We zien hier zuurstof (=O).
Het atoomnummer is 8 (omcirkeld)
Dat betekent dat er 8 PROTONEN zijn.
Er zijn in een atoom EVENVEEL PROTONEN en ELEKTRONEN

Slide 11 - Slide

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen per atoom?
We zien hier zuurstof (=O).
Het massagetal is 16 (omcirkeld)
Dat betekent dat er  16 PROTONEN + NEUTRONEN zijn.
Bij de vorige slide wisten we al dat er 8 protonen
zijn.
Dus dit atoom heeft (16-8=) 8 NEUTRONEN

Slide 12 - Slide

Hoeveel protonen heeft een stikstof (=N) atoom?
A
14
B
21
C
7
D
Geen idee

Slide 13 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft een fluor (=F) atoom?
A
19
B
10
C
9
D
Geen idee

Slide 14 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft een koolstof (=C) atoom?
A
12
B
24
C
6
D
Geen idee

Slide 15 - Quiz

Isotopen?
Isotopen zijn atomen die HETZELFDE AANTAL PROTONEN EN ELEKTRONEN hebben maar een VERSCHILLEND AANTAL NEUTRONEN en dus een verschillende massa.



Weergave van verschillende isotopen: 
Je kan isotopen ook zo opschrijven:             C-12          C-13           C-14

Slide 16 - Slide

Isotopen
Wordt ook we lgeschreven als 
Li-6 
Li-7 
Li-8

Slide 17 - Slide

Isotopen

Slide 18 - Slide

Atoomnummer, massagetal en isotopen

Slide 19 - Slide

Relatieve atoommassa door isotopen
Protonen en neutronen hebben allebei een massa van 1 u.
Elektronen hebben geen massa (dus 0 u).
Omdat er isotopen (=andere neutronen dus andere massa) van atoomsoorten zijn, moet je de gemiddelde atoommassa kunnen uitrekenen.

Slide 20 - Slide

Relatieve atoommassa door isotopen
Bijvoorbeeld de atoomsoort chloor (=Cl).
In de natuur komen deze twee isotopen voor:
- 75% in de vorm van Cl-35
- 25% in de vorm van Cl-37

De gemiddelde atoommassa is dan:
Gemiddelde atoommassa = 0,75 * 35 + 0,25 * 37 = 35,5

Slide 21 - Slide

Wat is de relatieve atoommassa van Boor (=Br)?
19,9% als Br-10 en 80,1% als Br-11
A
10,2
B
10,5
C
10,8
D
1080

Slide 22 - Quiz

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 24 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 25 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 26 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 27 - Quiz

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 28 - Quiz

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 29 - Quiz

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 30 - Quiz

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 32 - Quiz

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 33 - Quiz

Wat is de relatieve atoommassa van magnesium (=Mg)?
79% als Mg-24, 10% als Mg-25 en 11% als Mg-26

Slide 34 - Open question

par 2.4
doorlezen en maken opgaven par 2.4

Slide 35 - Slide

Isotopen
Wordt ook we lgeschreven als 
Li-6 
Li-7 
Li-8

Slide 36 - Slide