Les 4. Beenverbindingen

Thema 4 Stevigheid
Les 4. Beenverbindingen


1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 4 Stevigheid
Les 4. Beenverbindingen


Slide 1 - Slide

Samenvatting
over de functies van het skelet
over de bouw van de botten
en over de gewrichten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat zit je kleinste bot?
A
staartbeen
B
neus
C
oor
D
zwevende rib

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Wat is je grootste bot?
A
scheenbeen
B
dijbeen
C
schedelbeen
D
kuitbeen

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen
• Ken je de vier manieren waarop beenderen/botten met elkaar
verbonden zijn.
• Ken je de onderdelen van een gewricht en hun functies.
• Begrijp je de werking gewrichten;.
• Kun je kogel-, rol- en scharniergewrichten onderscheiden.

Slide 7 - Slide

Beenverbindingen
Er zijn vier soorten beenverbindingen:
  1. vergroeid
  2. naadverbinding
  3. kraakbeenverbinding
  4. verbinding door gewrichten

Slide 8 - Slide

Vergroeid
Als beenderen met elkaar vergroeid zijn is er geen beweging
tussen deze botten meer mogelijk. Ze vormen dan één geheel.
Onderaan de rug, aan het uiteinde van de wervelkolom, zit het
heiligbeen. Het heiligbeen bestaat uit vergroeide botten.

Slide 9 - Slide

Naadverbinding
De schedelbeenderen zijn met een naadverbinding met elkaar
verbonden. Bij de geboorte tot ongeveer het tweede levensjaar zijn de schedelbeenderen alleen met een fontanel (zacht vlies) met elkaar verbonden. 

 Een vergroeide schedel biedt meer bescherming aan de hersenen bij vallen en stoten. Een naadverbinding is stevig.

Slide 10 - Slide

Kraakbeenverbinding
Kraakbeen vindt je tussen 
  1. de wervels, 
  2. borstbeen en ribben

 kraakbeenverbindingen zorgen voor een beetje beweging tussen de botten

wat is nog meer gemaakt van kraakbeen?

Slide 11 - Slide

Verbinding door gewrichten
Gewrichten maken beweging tussen twee botten mogelijk

Er zijn 3 typen gewrichten:
1) kogel-, 
2) rol- en 
3) scharniergewrichten

Slide 12 - Slide

of smeer

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Ledematen zijn
A
hoofd en romp
B
schouderbekken
C
armen en benen
D
wervelkolom en nek

Slide 15 - Quiz

het sleutelbeen hoort bij de schoudergordel?
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

wat zie je op het plaatje?
A
het hoofd
B
ledematen
C
romp

Slide 17 - Quiz

de wervelkolom bestaat uit wervels en
A
het heiligbeen en het staartbeen
B
het heiligbeen en heupbenen
C
het staartbeen en ribben
D
heupbenen en ribben

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je het bot in je arm wat aan de kant van de duim zit?
A
opperarmbeen
B
ellepijp
C
spaakbeen
D
dijbeen

Slide 19 - Quiz

Horen de botten van de onderkaak bij de schedel?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Welk bot hoort niet in de arm thuis?
A
opperarmbeen
B
ellepijp
C
dijbeen
D
spaakbeen

Slide 21 - Quiz

Het skelet heeft 4 functies. Welke ?
A
geeft bescherming
B
geeft stevigheid
C
geeft vorm
D
alle drie de antwoorden zijn goed

Slide 22 - Quiz

Waardoor worden de longen en het hart beschermd
A
ruggenwervels
B
spaakbeen
C
borstkas
D
botten van de schedel

Slide 23 - Quiz

Om beweging van het skelet mogelijk te maken heb je ook.... nodig
A
longen
B
spieren
C
kraakbeen
D
kalk

Slide 24 - Quiz

Waaruit bestaat bot
A
lijmstof en kraakbeen
B
kalk en kraakbeen
C
kalk en lijmstof
D
kraakbeen en kalk

Slide 25 - Quiz

Als er geen kalk meer in het bot zit, dan kan je het makkelijk ...
A
buigen
B
breken
C
niet bewegen

Slide 26 - Quiz

Als er geen lijmstof in het bot zit, dan kan je het makkelijk ...
A
buigen
B
breken
C
niet bewegen

Slide 27 - Quiz

De botten van baby's breken niet zo snel omdat
A
er veel kalk in zit
B
omdat ze niet snel vallen
C
omdat de botten uit veel lijmstof bestaan

Slide 28 - Quiz

Maak
opdrachten H4

Slide 29 - Slide