3.2 EZ Inkopen en verkopen


Inkopen en verkopen (op rekening)
1 / 85
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 85 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson


Inkopen en verkopen (op rekening)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Piet koopt goederen bij Kees, Piet betaald hier een maand later voor.
Wat is Piet nu?
A
Crediteur
B
Debiteur

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Piet koopt goederen bij Kees, Piet betaald hier een maand later voor.
Wat verleent Kees aan Piet?
A
Afnemerskrediet
B
Leverancierskrediet

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Opstellen van de jaarrekening
Hoofdstuk de beginbalans

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opstellen van de jaarrekening
Hoofdstuk: inkopen en verkopen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Relaties tussen 4 partijen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Doel van de onderneming:
Behalen van winst

Winst = Opbrengsten (omzet) - kosten

Winst zorgt voor een verhoging van het eigen vermogen

Belangrijk om het verschil te weten tussen opbrengsten en ontvangsten! 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opbrengsten en ontvangsten
Een heel belangrijk onderscheid

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

INKOMSTEN EN UITGAVEN
INKOMSTEN = WAT HEB IK ONTVANGEN IN MIJN BANK/KAS?
UITGAVEN = WAT HEB IK UITGEGEVEN AAN BANK/KAS GELD?

hebben effect op de  liquide middelen 

VB. Je verkoopt 800 pennen a € 2  (ex 21% BTW) per stuk. De helft wordt betaald op rekening. Je ontvangt op het moment van verkoop € 968

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

OPBRENGSTEN EN KOSTEN
OPBRENGST = WAT HEB IK VERDIEND (VERKOOP/WINST)?
KOSTEN = WELKE KOSTEN HEB IK GEMAAKT?

hebben effect op de resultatenrekening -> winst -> EV

VB. Je verkoopt 800 pennen a € 2  (ex 21% BTW) per stuk. De helft wordt betaald op rekening. De opbrengst is € 1.600

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opbrengsten en ontvangsten
Een heel belangrijk onderscheid

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe lening verstrekt door de bank, gelden zijn binnengekomen op bankrekening

A
Ontvangst
B
Opbrengst
C
Beide

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Contante verkoop van goederen

A
Ontvangst
B
Opbrengst
C
Beide

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Verkoop van goederen op rekening

A
Ontvangst
B
Opbrengst
C
Beide

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ontvangen BTW € 760

A
Ontvangst
B
Opbrengst
C
Beide

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Opbrengsten en ontvangsten
Een heel belangrijk onderscheid

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Verkopen
Contant en op rekening

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Geef het bedrag en maand van de:
1. ontvangsten
2. opbrengsten
A
Ontvangsten juli 100 Opbrengsten juli 100
B
Ontvangsten juli 100 Opbrengsten aug. 100
C
Ontvangsten juli 100 Opbrengsten aug. 121
D
Ontvangsten aug. 121 Opbrengsten juli 100

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke posten veranderen op
de balans van de verkopende
partij?
A
Debiteuren, voorraad, eigen vermogen
B
Crediteuren, voorraad, eigen vermogen
C
Bank, voorraad, crediteuren
D
Te betalen btw, debiteuren, eigen vermogen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke maanden bepalen de waarde
van de ontvangsten van
debiteuren in het vierde kwartaal
A
Augustus tm oktober
B
September tm november
C
Oktober tm december

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel bedraagt de opbrengst in het 4e
kwartaal?(geen euroteken,
eventueel met 2 dec achter de komma)

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Inkopen
Contant en op rekening

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel bedraagt de ontvangst in het 4e
kwartaal?(geen euroteken,
eventueel met 2 dec achter de komma)

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Welke maanden bepalen het bedrag
dat in het vierde kwartaal aan leveranciers
wordt betaald.
A
augustus tm oktober
B
september tm november
C
oktober tm december

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bereken het bedrag dat in het
derde kwartaal aan
leveranciers wordt betaald
A
30.250 +36.300 + 42.350 = € 108.900
B
36.300 + 42.350 + 24.200 = € 102.850
C
42.350 + 24.200 + 30.250 = € 96.800
D

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk: Met welke vraag had je moeite?
3.6 Veranderingen op de balans
3.7 Corio
3.8 De balans opmaken
Allen
Geen van allen

Slide 28 - Poll

This item has no instructions

Zelfstandig aan de slag met...
- 3.9 Opbrengsten en ontvangsten
- 3.10 Inkopen en verkopen op rekening

Deze opgaven zijn huiswerk indien je de opgaven deze les niet kan afronden.

Klaar? Bekijk alvast de theorie van de voorraad

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

VOORRAAD
- 3.9 Opbrengsten en ontvangsten
- 3.10 Inkopen en verkopen op rekening

Deze opgaven zijn huiswerk indien je de opgaven deze les niet kan afronden.

Klaar? Bekijk alvast de theorie van de voorraad

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
  • Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Van handelsonderneming Zon zijn de hiernaast
staande gegevens bekend. Zon hanteert voor
afnemers een krediettermijn van 2 maanden.

Welke maanden bepalen de waarde van de
ontvangsten van debiteuren in het tweede kwartaal
A
Januari t/m maart
B
Februari t/m april
C
Maart t/m mei
D
April t/m juni

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Van handelsonderneming Zon zijn de hiernaast
staande gegevens bekend. Zon hanteert voor
afnemers een krediettermijn van 2 maanden.

Welke maanden bepalen de waarde van de
opbrengst (omzet) in het tweede kwartaal
A
Januari t/m maart
B
Februari t/m april
C
Maart t/m mei
D
April t/m juni

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Van handelsonderneming Zon zijn de hiernaast staande
gegevens bekend. Zon hanteert voor afnemers een
krediettermijn van 2 maanden.

Hoeveel bedraagt de ontvangst in het 2e kwartaal?
(geen euroteken, eventueel met 2 dec achter de komma)

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Van handelsonderneming Zon zijn de hiernaast staande
gegevens bekend. Zon hanteert voor afnemers een
krediettermijn van 2 maanden.

Hoeveel bedraagt de opbrengst in het 2e kwartaal?
(geen euroteken, eventueel met 2 dec achter de komma)

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Verkopen
Contant en op rekening

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Inkopen
Contant en op rekening

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Voorraad
Verandering door inkopen en verkopen


Beginvoorraad = Saldo beginbalans of balans die al is opgemaakt (bijvoorbeeld per 1/1)
Inkopen = Ingekocht op rekening/ contant
Inkoopwaarde van de omzet = Verkochte artikelen tegen inkoopprijs (Afzet x inkoopprijs)
ALLES EXCLUSIEF BTW

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Inkoopwaarde van de omzet 
Vaak verward met inkopen
Inkopen: voor welk bedrag je de voorraad hebt ingekocht
(Dit zijn GEEN kosten!)

Inkoopwaarde van de omzet: kosten van de verkochte goederen. Hiermee gaat de voorraad omlaag.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Winstberekening
Omzet 
Inkoopwaarde van de omzet
-
Brutowinst 
Overige bedrijfskosten
Nettowinst 
-
Met dit bedrag stijgt de post debiteuren/ bank
Met dit bedrag daalt de post voorraad
Met dit bedrag stijgt het eigen vermogen

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Voorraad
Verandering door inkopen en verkopen


Beginvoorraad = Saldo beginbalans of balans die al is opgemaakt (bijvoorbeeld per 1/1)
Inkopen = Ingekocht op rekening/ contant
Inkoopwaarde van de omzet = Verkochte artikelen tegen inkoopprijs (Afzet x inkoopprijs)
ALLES EXCLUSIEF BTW

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Bereken met welk bedrag de waarde
van de voorraad toeneemt door de
inkopen in juni en juli.
A
36.300 + 42.350 = €78.650
B
(36.300 + 42.350) / 1,21 = € 65.000
C
42.350 + 24.200 = € 66.550
D
(42.350 + 24.200) / 1,21 = €55.000

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Een ondernemer koopt goederen in voor € 423.500,- (incl 21% BTW).
Zij verkoopt de helft van deze goederen voor € 612.500,- (excl 21% BTW).

Stappen:
1. Bepaal de waarde van de inkopen.
2. Bereken de inkoopwaarde van de omzet.
3. Bepaal de waarde van de eindvoorraad (xxxxxx)

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Bereken de waarde van de
inkopen in 2021.

A
120.000
B
84.000
C
86.000
D
2.000

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
  • Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk: Met welke vraag had je moeite?
3.9 Opbrengsten en ontvangsten
3.10 Inkopen en verkopen op rekening
Allen
Geen van allen

Slide 46 - Poll

This item has no instructions

Zelfstandig aan de slag met...
- 3.11 De voorraad (p200)
- 3.12 Lieko (p201)
- 3.13 Trapo (p202)

Deze opgaven zijn huiswerk indien je de opgaven deze les niet kan afronden.

Klaar? Bekijk alvast de theorie van de voorraad

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Inkopen, verkopen en de balans
- 3.9 Opbrengsten en ontvangsten
- 3.10 Inkopen en verkopen op rekening

Deze opgaven zijn huiswerk indien je de opgaven deze les niet kan afronden.

Klaar? Bekijk alvast de theorie van de voorraad

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
  • Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.
+ Je kent het verband tussen de beginbalans, liquiditeitsbegroting, resultatenbegroting en eindbalans

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Hoe werkt het?
  1. vul eerst de  debetzijde volledig in, daarna pas de creditzijde 
  2. hou de volgorde van de balans aan
  3. geef bij iedere mutatie + of - aan, gebruik de tekens achter de balanspost
  4. gebruik de bedragen van boven naar onder

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Mutaties op de balans
Gebouw
Inventaris
Voorraad
Debiteuren
Bank
Kas
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
50
50
50
75
75
75
25
25
25
100
100
100
125
125
125
Josien verkoopt voor € 75 goederen en realiseert hiermee een brutowinst van € 25. De klant rekent contant af.

Slide 51 - Drag question

This item has no instructions

Mutaties op de balans
Gebouw
Inventaris
Voorraad
Debiteuren
Bank
Kas
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
50
50
50
75
75
75
25
25
25
100
100
100
125
125
125
Josien verkoopt goederen voor € 100  per bank. De inkoopwaarde was € 75.

Slide 52 - Drag question

This item has no instructions

Mutaties op de balans
Gebouw
Inventaris
Voorraad
Debiteuren
Bank
Kas
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
50
50
50
75
75
75
25
25
25
100
100
100
125
125
125
Tess koopt voor €100 goederen in op rekening. 

Slide 53 - Drag question

This item has no instructions

Mutaties op de balans
Gebouw
Inventaris
Voorraad
Debiteuren
Bank
Kas
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
50
50
50
75
75
75
25
25
25
100
100
100
125
125
125
Mike betaalt per bank € 125 aan crediteuren.

Slide 54 - Drag question

This item has no instructions

Mutaties op de balans
Gebouw
Inventaris
Voorraad
Debiteuren
Bank
Kas
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
50
50
50
75
75
75
25
25
25
100
100
100
125
125
125
Josien verkoopt voor € 125 goederen op rekening. De inkoopwaarde was € 75.

Slide 55 - Drag question

This item has no instructions

Balans

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Balans - bij verkopen
Tekst

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Balans - bij inkopen
Tekst

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Veranderingen op de balans
Incl BTW
Excl BTW

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Liquiditeitsbegroting

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Formules liquiditeits-
rekening

Contante verkopen (CV) = afzet CV x Verkoopprijs (incl BTW) 
Interestkosten = Beginlening x rente%

Ontvangsten debiteuren --> meestal percentage van verkopen van een 1 a 2 maanden eerder
Uitgaven crediteuren --> meestal percentage van inkopen  van 1 a 2 maanden eerder


Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Resultatenbegroting

Slide 62 - Slide

This item has no instructions

Formules resultaten-
rekening

Omzet = Afzet x Verkoopprijs (ex BTW)
Inkoopwaarde van de omzet = Afzet x Inkoopprijs (ex BTW)
Afschrijvingskosten = (aanschafwaarde - restwaarde)                 
                                                               levensduur
Interestkosten = Beginlening x rente%
Winstbelasting = Resultaat VB x VPB%

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

Ontvangsten en uitgaven bereken je altijd..
A
inclusief BTW
B
exclusief BTW

Slide 64 - Quiz

This item has no instructions

Je verkoopt op rekening: de verkoop is al gedaan, maar je hebt je geld nog niet. Er is sprake van
A
Ontvangsten
B
Opbrengsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 65 - Quiz

This item has no instructions

Wat is/zijn het?

Verkochte goederen van één maand geleden worden betaald
A
Ontvangst
B
Opbrengst
C
Uitgave
D
Kosten

Slide 66 - Quiz

Het wordt nu daadwerkelijk betaald, dus krijg je het geld binnen. Dit is dus een ontvangst. 
Een fiets wordt verkocht en direct betaald. Er is sprake van
A
Opbrengsten
B
Ontvangsten
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 67 - Quiz

This item has no instructions

Kosten, Uitgaven of Kosten & Uitgaven?
Boekhoudkosten / advieskosten
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten & Uitgaven

Slide 68 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
  • Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.
+ Je kent het verband tussen de beginbalans, liquiditeitsbegroting, resultatenbegroting en eindbalans

Slide 69 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk: Met welke vraag had je moeite?
3.12 Lieko
3.13 Trapo
Allemaal
Geen van allen

Slide 70 - Poll

This item has no instructions

Zelfstandig aan de slag met...
- 3.14 Inkopen, verkopen en de balans (p 203)
- 3.15 Frankendael (p 207)
- 3.16 Pianola (p 208)

Deze opgaven zijn huiswerk indien je de opgaven deze les niet kan afronden.

Klaar? Bekijk alvast de theorie van de voorraad

Slide 71 - Slide

This item has no instructions

Veranderingen bij voorraad, debiteuren en crediteuren

Slide 72 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
  • Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.
+ Je kent het verband tussen de beginbalans, liquiditeitsbegroting, resultatenbegroting en eindbalans

Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Inkoop
Verkoop
Te betalen btw
Te vorderen btw
Debiteur
Crediteur

Slide 74 - Drag question

This item has no instructions

Liquiditeitsbegroting
Resultatenbegroting
Contante verkopen
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet
Ontvangsten van debiteuren
Contante inkopen
Afschrijvingskosten
Loonkosten
Uitgaven aan crediteuren
Interestkosten
Interest
Alle overige kosten
Aflossing
Alle overige uitgaven 
Winstbelasting

Slide 75 - Drag question

This item has no instructions

Er worden goederen op rekening ingekocht. Welke balanspost verandert niet?
A
Crediteuren
B
Eigen vermogen
C
Te vorderen BTW
D
Voorraad goederen

Slide 76 - Quiz

This item has no instructions

Van leveranciers wordt 1 maand krediet ontvangen. In december 2018 is er voor €40.000 excl. 21% btw ingekocht en in januari zal er voor €50.000 excl. 21% btw worden ingekocht.
Hoe hoog bedragen de uitgaven in januari?

Slide 77 - Open question

This item has no instructions

Veranderingen op de balans
Incl BTW
Excl BTW

Slide 78 - Slide

This item has no instructions

Liquiditeits- en resultatenbegroting

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

Van begin naar eindbalans
Bij inkoop en verkoop

Slide 80 - Slide

This item has no instructions

De inkopen worden voor 75% op rekening gedaan. Het crediteurentermijn is 2 maanden. In het 2e kwartaal zijn de inkopen € 1.000.000 excl 9% BTW. Binnen ieder kwartaal zijn de inkopen gelijkmatig verdeeld.

Hoe hoog is de post crediteuren op 30 juni?

Slide 81 - Open question

This item has no instructions

De inkopen worden voor 75% op rekening gedaan. Het crediteurentermijn is 2 maanden. In het 2e kwartaal zijn de inkopen € 1.000.000 excl 9% BTW. Binnen ieder kwartaal zijn de inkopen gelijkmatig verdeeld.

Hoe hoog zijn de uitgaven in mei? (rond af op een heel bedrag)

Slide 82 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen: inkopen en verkopen 
  • Je kunt het verschil tussen opbrengsten en ontvangsten uitleggen.
  • Je kunt de verkoopprijs inclusief btw berekenen als de verkoopprijs exclusief btw gegeven is (en omgekeerd).
  • Je kunt de waarde van de contante verkopen en verkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt de waarde van de contante inkopen en inkopen op rekening berekenen.
  • Je kunt het verband tussen eindvoorraad, beginvoorraad, inkopen en inkoopwaarde van de omzet uitleggen.
  • Je kunt de verandering van de waarde van de voorraad berekenen.
+ Je kent het verband tussen de beginbalans, liquiditeitsbegroting, resultatenbegroting en eindbalans

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk: Met welke vraag had je moeite?
3.14 Inkopen, verkopen en de balans
3.15 Frankendael
3.16 Pianola
Allemaal
Geen van allen
Alleen 3.15 en 3.16

Slide 84 - Poll

This item has no instructions

Zelfstandig aan de slag met...
- 3.17 Bianco en Rosso (p 209)
- 3.18 Square  (p 210)
- 3.19 Xantiplus (p 211)

Deze opgaven zijn huiswerk indien je de opgaven deze les niet kan afronden.

Slide 85 - Slide

This item has no instructions