M4 February 23rd chapter 5 (5)

Today
1.Examentraining page  11 - 13
2. repeat grammar chapter 4
3. Finish in Learnbeat: Grammar
    A, B, C, D + Reading B, C
4. Do in Learnbeat Reading A



1 / 19
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Today
1.Examentraining page  11 - 13
2. repeat grammar chapter 4
3. Finish in Learnbeat: Grammar
    A, B, C, D + Reading B, C
4. Do in Learnbeat Reading A



Slide 1 - Slide

What's next? 
Simple, Compound & Complex Sentences

Slide 2 - Slide

Simple sentence - enkelvoudige zin

1.        hebben 1 onderwerp en 1 persoonsvorm
2.         geen voegwoorden

You can go to the beach.
She cooked

Slide 3 - Slide

              samengestelde zin - compound sentence

Enkelvoudige zin1 onderwerp en 1 persoonsvorm


She      cooked.
 ond       pv


He    cleaned

ond        pv

Samengestelde zin: twee enkelvoudige zinnen verbonden met een voegwoord( and, but, for, nor, or, so, yet)

                                       She cooked and he cleaned.


Slide 4 - Slide

Complex sentences
* Bestaat uit een hoofdzin en een of  meerdere bijzinnen.
* Hoofdzin en bijzin(en) worden samengevoegd door een voegwoord.
* voorbeelden voor voegwoorden: since, while, because, although, after, 
    before, unless.

The human brain never stops working until you stand up and speak in public.

Slide 5 - Slide

Relative Pronouns - betrekkelijke voornaamwoorden

Slide 6 - Slide

Who        mensen

Which   dingen / dieren

That        zowel mensen/ dingen/ dieren 
 
whose   bezit  'van wie' 'wiens' 'wier'

Slide 7 - Slide


Who  - personen


The thief who robbed an old lady was sent to jail.

Slide 8 - Slide

                              which - dieren en dingen


            This is the car which was involved in the accident.

Slide 9 - Slide

                       that  - personen, dingen, dieren.


There goes the girl that looks like Alice.


That heeft hier dezelfde betekenis als who en which

maar het is informeler.

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je nooit that?

Soms geeft een bijzin alleen extra informatie, je gebruikt dan nooit that, maar altijd who of which. De bijzin staat tussen komma's.


          This bank, which is quite old, is hard to break into.



Als je de bijzin weglaat, verandert de betekenis van de

zin niet.

Slide 11 - Slide

Whose

Whose = waarvan, van wie, wiens, wier.


Whose geeft bezit aan.


Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.

Slide 12 - Slide

Possessive pronouns

Slide 13 - Slide

Possessive pronoun
met znw
zonder znw
Mijn
my
mine
jouw
your
yours
zijn
his
his
haar
her
hers
zijn/haar
its
-
onze
our
ours
jullie
your
yours
hun
their
theirs
Possessive pronoun

Slide 14 - Slide

          Demonstrative Pronouns

Slide 15 - Slide

There are four demonstrative words 
This - That
These - Those

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

No homework!

Slide 18 - Slide

Programme
practise watching and listening

Slide 19 - Slide