Quiz Periode 1 Bol 3de leerjaar

Quiz Periode 1 Bol 3de leerjaar
1 / 26
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Quiz Periode 1 Bol 3de leerjaar

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent de afkorting MS?
A
multi sclerose
B
multiple sclerosie
C
multiple sclerose
D
multiple sclerosse

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

wat is geen direct symptoom van MS:
A
obstipatie door het minder kunnen bewegen.
B
spraakproblemen door aantasting zenuwstelsel.
C
Een afname van het vermogen om te improviseren .
D
urine-retentie

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke medicatie wordt regelmatig voorgeschreven bij MS?
A
fragmin
B
exelon
C
clozepine
D
prednison

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Is MS te genezen met medicatie als behandeling ?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen voedingsadvies bij MS?
A
Eet gevarieerd en niet teveel
B
Eet meer verzadigd vet
C
Eet veel groente en kaas
D
zorg voor een goede bereiding ( veilig )

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Parkinson is een acute, degeneratieve en neurologische aandoening
A
degeneratieve
B
acute
C
neurologische

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Jules heeft parkinson.
welke uitspraak is juist?
A
ik geef een bedbad
B
eerst parameters, dan pas medicatie!
C
ik 'dans' met hem naar de zetel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

bij wie komt de ziekte het meeste voor?

Slide 9 - Poll

This item has no instructions

Jules is om 7u al naar een onderzoek. Hij heeft zijn medicatie niet gekregen. Om 9u is hij terug
A
niet erg, ik geef ze nu wel
B
ik geef ze niet meer en geef de volgende stipt op tijd
C
medicatie geven en uur-schema aanpassen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

als ik de parameters neem, merk ik dat Jules koorts heeft (39°C)
A
oei, een nieuwe opstoot van parkinson
B
oei, wat is hier aan de hand?

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een delier?
A
vorm van dementie
B
verwardheid die langzaam is ontstaan
C
acute verwardheid die in korte tijd is ontstaan
D
depressieve gevoelens met suïcidale gedachten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn geen kenmerken van een delier
A
onrustig gedrag en desoriëntatie
B
apathisch gedrag en waanideeën
C
hallucinaties en verward denken
D
somberheid en suïcidale gedachten

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn risicofactoren voor een delier?
A
hoge leeftijd of aan geheugenstoornis lijden
B
visus- en/of gehoorstoornissen
C
veel alcohol gebruiken of veel medicatie gebruiken
D
alle 3 antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het belangrijkste in de behandeling van een delier?
A
medische oorzaak behandelen
B
pijn bestrijden
C
medicatie geven
D
veiligheid waarborgen door VBI

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat GGZ voor?
A
Grote groep zorg
B
Geestelijke gehandicaptenzorg
C
Geestelijke gezondheidszorg
D
Psychiatrie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

In de GGZ krijg je zorg bij psychische of psychiatrische problemen
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Krijgt iemand korsakov door:
A
Alcohol zelf
B
Slecht eetpatroon (groot tekort vit. B1)
C
combinatie vit. b1 tekort en alcohol
D
Te weinig vocht (zonder alcohol)

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Zorgvragers met het syndroom van Korsakov hebben problemen met geheugen, oriëntatie in tijd en plaats, persoonlijke verzorging en zich houden aan fatsoensregels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

KTG
Desorientatie
Faalangst
Decorumverlies
Sociale isolatie

Confabuleren- opvullen van gaten in het geheugen door iets te verzinnen. 
Komt Korsakov meer bij mannen of vrouwen voor?
A
Mannen
B
Vrouwen
C
Beide evenveel

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Tussen welke leeftijd ontstaat Korsakov voornamelijk?
A
20-30
B
30-45
C
45-65
D
65+

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de ziekte van Wernicke?
A
Deze ziekte ontstaat ná Korsakov
B
Voorstadium van Korsakov
C
Alcoholvergifiting
D
Vitamine b3 tekort

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mensen met autisme hebben een verstandelijke beperking, denk je?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak denk jij dat klopt?
A
Autisme komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes
B
Autisme komt vaker voor bij jongens
C
Autisme komt vaker voor bij meisjes
D
-

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn juiste kenmerken die horen bij autisme?
A
Deze mensen zoeken situaties op waarbij je veel verschillende mensen ontmoet
B
Routines, rituelen, moeite met veranderingen
C
Deze mensen kunnen zich zeer goed in de situatie van een ander verplaatsen
D
Informatie die via de zintuigen binnen komt, word anders verwerkt, in puzzelstukjes.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak denk jij dat klopt?
A
Autisme komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes
B
Autisme komt vaker voor bij jongens
C
Autisme komt vaker voor bij meisjes
D
-

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions