5.4 Scheidbare werkwoorden

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?


  • leren wat scheidbare werkwoorden zijn
  • Zinnen maken met scheidbare werkwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Na deze les kunnen jullie zinnen
maken met scheidbare werkwoorden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Scheidbare werkwoorden

Slide 5 - Slide

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woord. Meestal is dit een voorzetsel.

schoonmaken = schoon  + maken 
     opruimen     = op             + ruimen
       nadenken   = na             + denken

Slide 6 - Slide

Twee werkwoorden
Staan er twee werkwoorden in de zin? Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 



Slide 7 - Slide

Het scheidbare werkwoord

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

scheidbaar             werkwoord + voorzetsel
werkwoord

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 10 - Mind map

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie. Dan het werkwoord. 
Het andere woord staat altijd op de laatste plaats in de zin:

Ik               maak        de keuken         schoon.
                                                          
Wij            denken   eerst                    na

Slide 11 - Slide

Ik lach hem niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
uit
B
hem
C
lachen
D
uitlachen

Slide 12 - Quiz

Ik trek mijn jas uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
trekkenuit
C
uittrekken
D
uit

Slide 13 - Quiz

Jullie staan om acht uur op.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
jullie
B
opstaan
C
staan
D
op

Slide 14 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken
C
schoon
D
ik

Slide 15 - Quiz

Ik trek mijn nieuwe jas aan.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
maken
C
aantrekken
D
mijn nieuwe jas

Slide 16 - Quiz

Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Slide 17 - Open question

Zij ....... haar kamer vanavond ......
(opruimen)

Slide 18 - Open question

Ik ....... mijn vriend ......
(ophalen)

Slide 19 - Open question

Mohamed ....... de les uit het boek ......
(overschrijven)

Slide 20 - Open question

Zij ....... hun huis morgen ......
(schoonmaken)

Slide 21 - Open question

Maak zelf een zin met deze werkwoorden:

Slide 22 - Slide





Hard gewerkt!

Goed gedaan!

Slide 23 - Slide

Maak zoveel mogelijk nieuwe werkwoorden
passen
schuiven
drinken
pakken
nemen
bellen
maken
in
op
aan
af
uit
voor

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Video

Ik bel mijn vriendin op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 26 - Open question

Ik haal mijn kinderen op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 27 - Open question

Ik steek de straat over.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 28 - Open question

geef een
goed
antwoord

Slide 29 - Slide