Disco hfst 25 oefenen vertaalregels

klas 3 Latijn
oefenen met coniunctivus vertaalregels
1 / 24
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

klas 3 Latijn
oefenen met coniunctivus vertaalregels

Slide 1 - Slide

Programma
herhalen coniunctivus vertaalregels
oefening vertaalregels maken
bespreken oefening

Slide 2 - Slide

Doelen
je weet waaraan je een coniunctivusvorm herkent
je kunt een werkwoordsvorm benoemen

je kent de eerste vertaalregels voor de coniunctivus

Slide 3 - Slide

Herhalen
vertaalregels coniunctivus

Slide 4 - Slide

De coniunctivus vertaal je altijd hetzelfde.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

De coniunctivus i.c.m. utinam vertaal je altijd hetzelfde.
A
Ja, als TWIJFEL
B
Ja, als VERBOD
C
Ja, als WENS
D
Nee

Slide 6 - Quiz

Welke 5 coniunctivus-vertaalregels ken je al? Probeer uit je hoofd!

Slide 7 - Open question

Coni. vertalen in hoofdzinnen
IND: Aliquid discimus = wij leren iets.
CONI: Aliquid discamus
1. TWIJFEL (in vraagzin): Aliquid discamus? = Moeten we iets leren?
2. MOGELIJKHEID (in 'gewone' zin): Discamus aliquid. = We zouden iets kunnen leren.
3. VERBOD (in 'bevel' zin met ne): Ne discas! = Jij moet niet leren.
4. AANSPORING (in 'bevel' zin): Discamus aliquid! = Laten we iets leren!
5. WENS: Utinam discamus aliquid. = Wij zouden graag iets wilen leren.

Slide 8 - Slide

Coni. vertalen
Dit waren regels voor hoofdzinnen.
Er komen er meer........
Context is belangrijk

Slide 9 - Slide

Oefenen
maken werkschrift oefening 24 (blz. 89)
max. 15 minuten
we bespreken het nog deze les!

eerder klaar? lees vast de inleiding van hfst 25

Slide 10 - Slide

Nakijken

Slide 11 - Slide

voorbeeld: Leve de koning!
(ipv De koning leeft.)
A
mogelijkheid: zou ... kunnen leven
B
aansporing: laat ... leven
C
wens: ik zou graag willen dat ...
D
twijfel: moet ... leven

Slide 12 - Quiz

a. Audiatur et altera pars!
(men hoort ook de andere partij)
A
mogelijkheid: men zou ... kunnen
B
aansporing: laat men ...
C
wens: men zou graag ... willen ...
D
twijfel: moet men ...

Slide 13 - Quiz

b. Sit terra tibi levis.
(de grond is licht voor jou.)
A
mogelijkheid: zou ... kunnen zijn
B
aansporing: laat ... zijn
C
wens: ik zou graag willen dat ....
D
verbod: moet niet ... zijn

Slide 14 - Quiz

c. Gaudeamus igitur.
(Wij zijn dus blij.)
A
mogelijkheid: wij zouden ... kunnen zijn
B
aansporing: laten we ... zijn
C
wens: ik zou graag willen dat ....
D
verbod: wij moeten niet ... zijn

Slide 15 - Quiz

d. Vivat, crescat, floreat.
(Hij leeft, hij groeit, hij bloeit.)
A
mogelijkheid: hij zou ... kunnen leven
B
aansporing: laat hem ... leven
C
wens: ik zou graag willen dat ....
D
twijfel: moet hij ... leven

Slide 16 - Quiz

e. Quis fallere possit amantem?
(Wie bedriegt een verliefde.)
A
mogelijkheid: wie zou ... kunnen bedriegen
B
verbod: wie moet niet ... bedriegen
C
wens: wie zou graag willen ... bedriegen
D
twijfel: wie moet ... bedriegen

Slide 17 - Quiz

f. Aliena ne curas.
(Jij zorgt voor andermans dingen.)
A
mogelijkheid: je zou kunnen zorgen voor ...
B
verbod: je moet niet zorgen voor ...
C
wens: ik zou graag willen dat ...
D
twijfel: moet je zorgen voor ...

Slide 18 - Quiz

Ken je de coni. al (weer wat beter) quiz

Slide 19 - Slide

accipiant is een coniunctivus
A
ja, van het praesens
B
ja, van het imperfectum
C
nee, het is een indicativus
D
nee, het is passief

Slide 20 - Quiz

caderet is een coniunctivus
A
ja, van het praesens
B
ja, van het imperfectum
C
nee, het is een indicativus
D
nee, het is gebiedende wijs

Slide 21 - Quiz

coniunctivus
indicativus
geen van beide
caedat
capient
cederet
cense
claudatur
cogat
cogitat
credidisse

Slide 22 - Drag question

Huiswerk
> leer de regels hoe je coni. moet herkennen
> leer de regels hoe je coni. moet vertalen

Slide 23 - Slide

Tot volgende week!!

Slide 24 - Slide