This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Guten Morgen!!!
Slide 1 - Slide
Plan für heute
Letzte Woche: Werkwoorden met stam op d/t en stam op s/ss/ß/z
1. Präsentation/Video: we maken duidelijk wat er wanneer moet gebeuren.
2. We oefenen met de toetsstof van Kapitel 6.
3. We sluiten af met het thema Essen in Deutschland
Slide 2 - Slide
Leerdoelen 1/1
kennen
1. Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de eerste naamval.
2. Je weet hoe je de 4e naamval vindt.
3. Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval.
4.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Welke vraag stel je als je het onderwerp wilt weten?
A
Wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp
Slide 8 - Quiz
Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp wilt weten?
A
Wat + gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + gezegde
C
Aan/voor wie + gezegde + onderwerp
Slide 9 - Quiz
Welke naamval is het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 10 - Quiz
4e naamval is......
A
Onderwerp
B
Lijdende vorm
C
Meewerkende vorm
Slide 11 - Quiz
Du hast (uns) das nicht gesagt!
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
Slide 12 - Quiz
(Ich) habe morgen Geburtstag.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
Slide 13 - Quiz
welke persoonlijk voornaamwoorden in het Duits ken je?
Slide 14 - Mind map
Persoonlijk voornaamwoorden 1e naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er sie es wir ihr sie Sie
Ik kom morgen ook.
ik = onderwerp
= altijd het onderwerp!!
(vraag: wie + persoonsvorm)
Kan een zelfstandig naamwoord vervangen
Slide 15 - Slide
Persoonijk voornaamwoord in de
4e naamval = lijdend voorwerp
Heb je ik gezien?
ik --> mij
Heb je mij gezien?
Hast du mich gesehen?
lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)
wie heb je gezien?
Antwoord: mij (mich)
Slide 16 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord4enaamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er sie es wir ihrsie Sie
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
Slide 17 - Slide
voorzetsels 4e naamval
Slide 18 - Mind map
Bezittelijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord 1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er sie es wir ihrsie Sie
persoonlijk voornaamwoord 4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
bezittelijk voornaamwoord:
mijn jouw zijn haar zijn ons jullie hun uw
mein- dein- sein- ihr- sein- uns- euer- ihr- Ihr-
Slide 19 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
mijn jouw zijn haar zijn ons jullie hun uw
mein- dein- sein- ihr- sein- uns- euer- ihr- Ihr-
ein Vater (m) --> mein Vater
eine Mutter (v) --> deine Mutter
ein Kind (o) --> sein Kind
keine Eltern (mv) --> unsere Eltern
hoort bij de ein-groep!
Slide 20 - Slide
Voorzetsels & Naamvallen
Slide 21 - Slide
Na deze les:
Ken je de voorzetsels met de 4e naamval en kun je ze toepassen.
Ken je het persoonlijk en vragend voornaamwoord en kun je ze in de 4e naamval toepassen
Slide 22 - Slide
Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval
De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel: lijdend voorwerp/Akkusativ
durch ohne für gegen um bis
ezelsbruggetje = DOFGUB
Slide 23 - Slide
Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder
om
tot
durch
für
gegen
ohne
um
bis
Slide 24 - Drag question
de 4e naamval (Akkusativ) & persoonlijk voornaamwoord
Slide 25 - Slide
Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
wen?
mij
haar
wij
jou
hen
het
jullie
u
hem
wie?
Slide 26 - Drag question
1e en 4e naamval van: wij en ons
A
wir - mich
B
wir - es
C
wir - euch
D
wir - uns
Slide 27 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn
Slide 28 - Quiz
1e en 4e naamval van: ik en mij
A
ich - mich
B
ich - mir
C
ich - dich
D
ich - dir
Slide 29 - Quiz
timer
0:20
welk typisch Duits eten ken jij?
Slide 30 - Mind map
1.
2.
3.
timer
0:20
a. Apfelstrudel
c. Bratwurst mit Sauerkraut
b. Schwarzwälder Kirschtorte
Slide 31 - Drag question
b. Schwarzwälder Kirschtorte
c. Bratwurst mit Sauerkraut
a. Apfelstrudel
Slide 32 - Slide
Deutsche Esskultur
- uitleg over eetgewoonten in Duitsland
- je ziet voorbeelden van gerechten
- Het volgt altijd de vraag welk gerecht niet Duits is
Slide 33 - Slide
Deutsche Esskultur
- Fleisch kommt in vielen Gerichten vor
1. Currywurst
2. Schnitzel
3. Schweinebraten
4. Kohlroulladen
Slide 34 - Slide
Welk gerecht is niet uit Duitsland?
timer
0:20
A
Currywurst
B
Schnitzel
C
Schweinebraten
D
Kohlroulladen
Slide 35 - Quiz
Deutsche Esskultur
- Fleisch kommt in vielen Gerichten vor
Currywurst
Schnitzel
Schweinebraten
Kohlroulladen
aus Österreich
Slide 36 - Slide
Deutsche Esskultur
- Deutsche backen und essen gern Süßes
1. Donauwelle
2. Sachertorte
3. Bienenstich
4. Berliner
5. Nußschnecke
Slide 37 - Slide
Welk gerecht is niet uit Duitsland?
timer
0:20
A
Nußschnecke
B
Donauwelle
C
Berliner
D
Sachertorte
Slide 38 - Quiz
Deutsche Esskultur
- Deutsche backen und essen gern Süßes
Donauwelle
Sachertorte
Bienenstich
Berliner
Nußschnecke
aus Österreich
Slide 39 - Slide
Deutsche Esskultur
- Deutsche trinken gerne Alkohol, aber nicht nur
Bier
Apfelschorle
Rivella
Almdudler
KiBa
Slide 40 - Slide
Welke drank is niet uit Duitsland? (meerdere antwoorden zijn juist)
timer
0:20
A
Almdudler
B
Kiba
C
Bier
D
Rivella
Slide 41 - Quiz
Deutsche Esskultur
- Deutsche trinken auch gerne Alkohol, aber nicht nur
Bier
Apfelschorle
Rivella
Almdudler
KiBa
aus der Schweiz
aus Österreich
Slide 42 - Slide
Deutsche Esskultur
- Deutsche essen täglich Brot und vor allem am Sonntag beim Frühstück:
Das sind Brötchen ->
Slide 43 - Slide
Kantinen-Ranking: Spaghetti Bolognese verdrängt die Currywurst von Platz 1!
Die Currywurst hat in der Corona-Krise ihre seit Jahrzehnten unangefochtene Spitzenposition als beliebtestes Essen in den deutschen Betriebskantinen verloren. Im Pandemiejahr 2020 sicherte sich stattdessen der Klassiker Spaghetti Bolognese den Spitzenplatz, wie der Catering-Dienstleister Apetito am Dienstag mitteilte. Die Curry-Wurst war 28 Jahre lang die Nummer eins im Ranking.