Mens en Omgeving oefentoets voor de leerlingen

Mens en Omgeving 
Welkom bij de oefentoets van Mens en Omgeving Leerjaar 3 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mens en Omgeving 
Welkom bij de oefentoets van Mens en Omgeving Leerjaar 3 

Slide 1 - Slide

Wat betekent ‘Domotica’?
Domotica is een verzamelbegrip voor:

A
aanpassingen waardoor rolstoelgebruikers zich veilig kunnen verplaatsen.
B
medicijnen die ervoor zorgen dat mensen langer zelfredzaam blijven.
C
voorzieningen die bepaalde functies in huis automatiseren.
D
zorgrobots die mensen met een beperking ondersteunen.

Slide 2 - Quiz

Welke uitleg hoort bij het begrip 'omgangsvorm'?
A
Een min of meer vastliggende manier waarop je met elkaar omgaat.
B
Heel veel weten, veel kennis hebben over allerlei onderwerpen.
C
Vanaf het moment dat mensen het zich kunnen herinneren.
D
Iemand niet langer de leider laten zijn.

Slide 3 - Quiz

Doelgroepen + leeftijd
  • Kinderen
  • Jongeren
  • Volwassen 
  • Ouderen
  • baby- dreumes
  • kleuter
  • peuter

Slide 4 - Slide

Leer de symbolen uit je hoofd!

Slide 5 - Slide

leer deze uit je hoofd!
gevarensymbolen!
Plaatje betekenis

Slide 6 - Slide

Wat betekent dit symbool?
A
Giftige stof
B
Bijtende stof
C
Schadelijke Stof
D
Ontvlambare stof

Slide 7 - Quiz

Welk antwoord past NIET bij een ergonomisch werkhouding
A
Veilig werken
B
Netjes werken
C
Gezond werken

Slide 8 - Quiz

Representatief
''Je bent het visitekaartje van het bedrijf''

Slide 9 - Slide

Representatief 
Representatief betekend dat anderen kunnen zien dat jij bij het bedrijf hoort 
Je gedrag hoort bij het bedrijf
Je kleding past bij het bedrijf

Slide 10 - Slide

Wat is lichaamsverzorging?
Zoek op in je boek!

Slide 11 - Slide

Communicatie, wat is non verbaal
A
met geluid
B
zonder woorden
C
zonder geschreven woorden
D
met woorden

Slide 12 - Quiz

Wat is non-verbale communicatie
A
een gesprek aangaan
B
what's app
C
een brief schrijven
D
gezichtsuitdrukking

Slide 13 - Quiz

Open en gesloten vragen
  • Een gesloten vraag heeft altijd beperkte antwoordmogelijkheden. 
       Wil je nu boodschappen gaan doen? Het antwoord is: ja of nee.
wilt u pindakaas of hagelslag op uw boterham, het antwoord is pindakaas of hagelslag. 
  • Bij een open vraag kan de ander allerlei antwoorden gegeven. Je krijgt hierdoor meer informatie van de ander (dan bij een gesloten vraag).
      Een open vraag begin je met : wie, wat, waarom, waar, hoe?
     Waarom wil je nu geen boodschappen gaan doen?


















Slide 14 - Slide

Formeel/informeel
Een formeel gesprek
een officieel gesprek

Een informeel gesprek
een spontaan gesprek

Slide 15 - Slide

Wat is een telefoonmemo?
A
Notities van een telefoongesprek
B
Plan voor een telefoongesprek
C
Rapportage van een telefoononderzoek
D
Verslag van je bevindingen

Slide 16 - Quiz

Wat is een goede standaardzin om de telefoon mee op te nemen?
A
Met wie spreek ik?
B
Met wie spreek ik?
C
Goedemorgen, dit is het antwoordapparaat van ….
D
Goedemorgen, u spreekt met….

Slide 17 - Quiz

Wat is een nadeel van schriftelijk rapporteren?
(blz. 102)
A
Er is beïnvloeding van anderen of door anderen.
B
Het is niet efficiënt.
C
Er is geen directe feedback dus je weet niet of informatie goed overkomt.
D
De kern van de rapportage gaat vaak verloren.

Slide 18 - Quiz

Objectief en subjectief

Objectief = feit
Subjectief = mening

Slide 19 - Slide

Wat is objectief?
A
De bal is rond
B
Mevrouw heeft een leuke bril
C
De kantine is mooi

Slide 20 - Quiz

Als je gedrag beschrijft dan doe je dit altijd objectief. Wat betekent objectief?
A
Je benoemt alleen de gebeurde feiten
B
Je geeft een mening ergens over
C
Je benoemt de feiten en je koppelt hier je eigen mening aan

Slide 21 - Quiz

Objectief is?
A
Hoe is werkelijk is (gebeurd)
B
Een mening
C
Een feit
D
Hoe iemand ergens over denk.t

Slide 22 - Quiz

Zakelijke brief of email -2
Opbouw van een zakelijke brief: 
Onderwerp
Aanhef
inleiding
Kern
Afsluiting
ondertekening

Slide 23 - Slide

Hoe bewaar je pijnstillers?
A
in de koelkast, droog, hoog voor kinderen
B
in een pot wat een kindersluiting heeft
C
kamertemperatuur, droog, veilig voor kinderen
D
goed afgesloten, in een pot in de koelkast

Slide 24 - Quiz

Arbowet:
In de Arbowet staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wat betekent dit symbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Giftige stoffen
C
Schadelijke stoffen
D
Bijtende stoffen

Slide 27 - Quiz

Wat betekent 'klam vochtig' schoonmaken?
A
Werken met een microvezeldoek
B
De schoonmaakdoek na t maken
C
De schoonmaakdoek nat maken en vervolgens uitknijpen

Slide 28 - Quiz

Wat betekent dit symbool op een etiket?
A
Op lage temperatuur wassen 20 graden
B
kreukvrij wasprogramma
C
Met de hand wassen

Slide 29 - Quiz

Wat is de juiste definitie van 'representatief'
A
Verzorgd uiterlijk, schone kleding, vriendelijk, juiste taalgebruik
B
Verzorgd uiterlijk, schone en nette kleding, vriendelijk
C
Verzorgd uiterlijk, schone en nette kleding, vriendelijk, juiste taalgebruik
D
Verzorgd uiterlijk, nette kleding , vriendelijk, juiste taalgebruik

Slide 30 - Quiz

Een bedrijf kan kiezen voor personeelskleding. Welk antwoord past hier NIET bij?
A
Het straalt meer persoonlijkheid uit
B
Het personeel is herkenbaar
C
Het kan de veiligheid vergroten
D
Het kan zorgen voor hygiëne

Slide 31 - Quiz

Persoonlijke hygiëne bestaat uit het schoonmaken en verzorgen van:
A
Huid, handen, nagels, haar, mond
B
Handen, haren, neus, ogen, oren
C
Make up, nette kleding, nette haren
D
Make up, nette kleding, sieraden, haren

Slide 32 - Quiz

Wat is een telefoonmemo?
A
Het inspreken van een bericht als er niet wordt opgenomen
B
Het maken van notities tijdens een telefoongesprek
C
De regels waar je je aan houdt tijdens een telefoongesprek

Slide 33 - Quiz

Wat is Domotica
A
hulpmiddelen voor ouderen
B
elektronische aanpassingen in een woning van een oudere
C
een stang bij de wc om je vast te houden

Slide 34 - Quiz

Subjectief is een eigen mening geven
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quiz

De muur is rood
A
objectief
B
subjectief

Slide 36 - Quiz

De werkweek in Praag was gezellig
A
objectief
B
subjectief

Slide 37 - Quiz

ergonomie is
(meerder antwoorden mogelijk)
A
met een rechte rug iemand uit bed tillen
B
door de knieën gaan als je iets van de grond raapt
C
rechtop zitten aan een tafel
D
gezond eten

Slide 38 - Quiz