Havo 3 Paragraaf 2.2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Op tafel

Pincode Boek

Map/schrift

Rekenmachine

Etui

Geen laptop

Terugblik paragraaf 2.1

Leerdoelen

1.  Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen

2.  Je kunt uitleggen hoe geld is ontstaan

3. Je kunt de 3 functies van geld uitleggen aan de hand van voorbeelden

Bespreken opgave 2.1 (blz 62)

Paragraaf 2.2

De waarde van geld

1. Je kunt uitleggen dat de geldhoeveelheid bestaat uit chartaal en giraal geld.

2 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen de extrinsieke en intrinsieke waarde van geld.

 

3. Je kunt voorbeelden noemen van echtheidskenmerken en technische vereisten van geld.

Paragraaf 2.2: De waarde van geld

Chartaal geld= Tastbaar geld (bv. munten en bankbiljetten)

Giraal geld= Niet tastbaar geld (bv. pinpas, Ideal)

Maatschappelijke geldhoeveelheid= Giraal geld+ chartaal geld in handen van bedrijven, burgers, overheid.

1. Je kunt uitleggen dat de geldhoeveelheid bestaat uit chartaal en giraal geld

Maken 11,12,13

Blz 49/50

Extrinsieke waarde (nominale waarde)= Waarde die staat op het geld

Intrinsieke waarde= Waarde van het materiaal

2. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen de extrinsieke en intrinsieke waarde van geld.

Maken opgave 14 en 15

Blz 50

1 Het moet algemeen aanvaard zijn. Iedereen moet het accepteren als ruilmiddel.

2 Het moet deelbaar zijn. Je moet met grote en kleine bedragen kunnen betalen.

3 Het moet moeilijk na te maken zijn.

4 Het moet hanteerbaar zijn. Je moet het gemakkelijk kunnen meenemen.

5 Het moet duurzaam zijn en bijvoorbeeld niet kunnen bederven. 

3. Je kunt voorbeelden noemen van echtheidskenmerken en technische vereisten van geld.

Maken 19 en 20

Huiswerk

Maken opgave 11,12,13

Maken opgave 14,15

Maken opgave 19,20