MHV 1 | HERHALING CH 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programme 

- planning SO1 / SO2

- herhaling: avoir, getallen

- lève-toi si tu...

- oefentoets

- blooket

Buts.
Na deze les kun je:

- jezelf voorstellen in het Frans

- een Frans gesprek begrijpen

Les jours de la semaine

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

dinsdag

maandag

zondag

mardi

vendredi

mercredi

lundi

samedi

jeudi

dimanche

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

avoir (hebben)

Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord

ai

as

a

avons

avez

ont

avoir=
hebben

COMBINEZ:

avoir: il,elle,on

avoir: nous

avoir: vous

avoir: ils,elles

avoir: tu

avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

Je (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avoir

avoir - je ...

1. je suis
2. je avoir
3. j'ai
4. je as

nous .............. (avoir)

1. avons
2. avez
3. avoirons
4. ont

ils (avoir)

1. ont
2. avoir
3. sont
4. a

Traduis les phrases

 Comment dire 'Se présenter'

Relie.
Traduis les questions. 

J'ai treize ans. 

Comment tu t'appelles ? 

Tu as quel âge ? 

Ik ben dertien jaar. 

Hoe heet je? 

Hoe oud ben je? 

Je m'appelle 

J'ai                              ans. 

Tu as un

Tu                               où?

Quel est ton                              de téléphone?

Comment dire  'Se présenter'

Lisa

treize

habites

portable?

numéro

Activité - Lève-toi si...

Lève-toi si ...........

tu as huit ans

Lève-toi si ...........

tu as douze ans

Lève-toi si.............

tu as treize ans

Lève-toi si ...........

tu as une soeur

Lève-toi si.............

tu as deux soeurs

Lève-toi si ...........

tu as un frère

Lève-toi si.............

tu as un chat

Lève-toi si.............

tu as un chien

Lève-toi si.............

tu as des poissons

bingo

We gaan een oefentoets maken

Au travail!

https://apps.noordhoff.nl/se/practiceTest/theme/5bb49f17-5210-494c-a063-099a7bcf83eb/test/ce716c28-57c6-4c30-bee6-824c1000c34b/assignment/0000c382-0000-0000-0000-000000000000/take-test/c25dea8d-5983-457c-a306-508358e530ed

dashboard.blooket.com

	Mnl.	Vrl.	Mv .
de/het
een

Apprendre | Lidwoorden

Un

La / L'

Une

Les

Des

Le /L'

Welk lidwoord gebruik je bij een zelfstandig naamwoord in het meervoud?

1. les
2. un
3. la
4. l'

Het lidwoord LE gebruik je bij...

1. een mannelijk zelfstandig naamwoord
2. een vrouwelijk zelfstandig naamwoord
3. een zelfstandig naamwoord in het meervoud
4. een zelfstandig naamwoord met een klinker of stomme h

Het lidwoord LA gebruik je bij...

1. een mannelijk zelfstandig naamwoord
2. een vrouwelijk zelfstandig naamwoord
3. een zelfstandig naamwoord in het meervoud
4. een zelfstandig naamwoord met een klinker of stomme h

Het lidwoord L' gebruik je bij...

1. een mannelijk zelfstandig naamwoord
2. een vrouwelijk zelfstandig naamwoord
3. een zelfstandig naamwoord in het meervoud
4. een zelfstandig naamwoord met een klinker of stomme h

Het lidwoord LES gebruik je bij...

1. een mannelijk zelfstandig naamwoord
2. een vrouwelijk zelfstandig naamwoord
3. een zelfstandig naamwoord in het meervoud
4. het mannelijke lidwoord 'een'

Achter een zelfstandig naamwoord in het meervoud plaats ik...

1. de letter N
2. de letter S
3. de letter X

Het lidwoord UN is...

1. het mannelijke lidwoord 'een'
2. het vrouwelijke lidwoord 'een'

Het lidwoord UNE gebruik je bij...

1. het mannelijke lidwoord 'een'
2. het vrouwelijke lidwoord 'een'

	soeurs		frère
	amie		piscine
	tente		garçons
	jour		copain

Vul het juiste lidwoord in:

le

la

l'

les

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)

Les pronoms personnels

- persoonlijk voornaamwoorden.

Je

Elles

Nous

il

Tu

Elle

Vous

ils

On

E
een moeder

Lidwoord

E
de vader

Lidwoord

E
de meisjes

Lidwoord

E
de ouders

Lidwoord

Avoir

Ce sont Marc et Jacob. Zij hebben une voiture.

Avoir

U heeft un fils ?

Avoir

Julie ....... une soeur.

Avoir

Mes parents ..... une maison.

Choisis le bon mot 

Woordbank: la plage – maintenant – la semaine – le chien – le message – le pays – cousin – bizarre

1. Nous allons à ______________________ demain.

2. Regarde, c’est ______________________ de Pierre.

3. J’ai reçu ______________________ sur mon téléphone.

4. Mon ______________________ est très gentil.

5. Ce film est vraiment ______________________.

Les réponses

Woordbank: la plage – maintenant – la semaine – le chien – le message – le pays – cousin – bizarre

  

1. Nous allons à __la plage____________________ demain.

2. Regarde, c’est ________le chien______________ de Pierre.

3. J’ai reçu ______le message________________ sur mon téléphone.

4. Mon ______cousin________________ est très gentil.

5. Ce film est vraiment _____bizarre_________________.

play.blooket.com

play.blooket.com