Chapitre 6 grammaire

• Frans
• Middelbare school
• vmbo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Chapitre 6 grammaire

Bonjour tout le monde

Wat betekent aller ?

1. Gaan
2. Daan
3. Staan
4. Kraan

Aller

Aller et le futur proche

Futur proche is de nabije toekomst.

bijv :   Ik ga koffie drinken

Ik ga drinken

Gaan + infinitief

Nu in het Frans

Le futur proche maak je zo : 

Vorm van Aller + infinitief

Exemple: Je vais boire un café

Je vais boire

Wat zijn de andere vormen van ALLEZ

Ils ( gaan lopen) samen

1. Ils allons marcher ensemble
2. ils vont marcher ensemble
3. ils vont dormir ensemble
4. Ils vas marcher ensemble

Vertaal :
Tu ( gaan dansen) avec ton ami.

1. Tu vas danser
2. tu vont danser
3. Tu va danser
4. tu alles danser

Vous ( gaan praten) avec le prof

1. Vous allons parler avec le prof
2. Vous allez manger avec le prof
3. vous allez parler avec le prof
4. Vous allons parler avec le prof

à droite

à gauche

tout droit

Vraag 1:

Wat betekent de zin « Pardon, où est la gare? »?

a) Waar is het station?

b) Hoe laat vertrekt de trein?

c) Mag ik voorbij?

Vraag 2:

Wat betekent « C’est tout droit. »?

a) Het is links.

b) Het is rechtdoor.

c) Het is dicht bij.

Vraag 3:

Wat vraagt iemand met « Vous pouvez répéter? »?

a) Kunt u het herhalen?

b) Kunt u langzamer spreken?

c) Waar is de bus?

Vraag 4:

Hoe ver is het volgens « C’est à 15 minutes à pied. »?

a) 15 minuten met de auto.

b) 15 minuten lopen.

c) 15 minuten met de bus.

Vraag 5:

Wat betekent « Alors, on y va en bus. »?

a) Dus, we gaan met de bus.

b) Dus, we lopen.

c) Dus, we wachten hier.