This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Boek - pen - schrift - laptop
Slide 1 - Slide
opdracht 2, blz. 140
de zon warmt de zee
de warme lucht met water stijgt op
het water verdampt
zeer kleine zwevende druppels (wolken)
Slide 2 - Drag question
opdracht 2, blz. 140
de afgekoelde waterdamp condenseert
warme lucht met waterdamp koelt af
het water warmt op
warme lucht met waterdamp stijgt op
het water verdampt
Slide 3 - Drag question
opdr. 4 blz. 141
De verschillende soorten regen komen vooral in bepaalde delen van de wereld voor. Noteer achter de soorten regen de namen van de gebieden waar deze soort neerslag vooral voorkomt.
Stijgingsregen
Stuwingsregen
Frontale regen
Slide 4 - Drag question
opdr. 4 blz. 141
De verschillende soorten regen komen vooral in bepaalde delen van de wereld voor. Noteer achter de soorten regen de namen van de gebieden waar deze soort neerslag vooral voorkomt.
Stijgingsregen
Frontale regen
Stuwingsregen
berggebieden
Tropisch regenwoud
Nederland
Slide 5 - Drag question
opdracht 5, blz. 141
110 mm
1110 mm
430 mm
Slide 6 - Drag question
opdr.5 blz.141 Verklaar voor de plaats met 1100 mm regen waarom daar zoveel regen valt.
Slide 7 - Open question
Bij het ontstaan van regen speelt de windrichting altijd een belangrijke rol. Uit welke richting zal in Marokko de wind meestal waaien als het regent?
A
uit het zuiden
B
uit het oosten
C
uit het westen
D
uit het noorden
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
opdr.2 blz.122 Leg in eigen woorden het verschil tussen weer en klimaat uit.
Slide 10 - Open question
Weer
Klimaat
opdr.2 blz.122
In de winter vriest het hier nooit.
Het is al weken uitzonderlijk droog.
Tegen de verwachting in is het zonnig vandaag.
Slide 11 - Drag question
opdr.3 blz.122
Tropisch regenwoudklimaat
Steppeklimaat
Woestijklimaat
Savanneklimaat
Slide 12 - Drag question
opdr.3 blz.122
Het regent hier zo’n beetje elke dag.
Dieren hebben te weinig voedsel om op een plek te blijven.
Als één keer in de zeven jaar regen valt bloeien er bloemen voor een dag.
Slide 13 - Drag question
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
opdr.4 blz.123
gematigd zeeklimaat
landklimaat
tropisch regenwoudklimaat
woestijnklimaat
Slide 16 - Drag question
Welke twee klimaatgrafieken passen bij het klimaat op de kaart van Afrika?
A
1 en 4
B
2 en 4
C
3 en 4
D
2 en 4
Slide 17 - Quiz
Opdr.5 blz.124
Welke klimaten horen bij de kenmerken in de eerste kolom?
Slide 18 - Slide
Maak de opdrachten 5
opdr. 5 op blz. 130
opdr. 2 op blz. 134
opdr. 6 op blz. 136
opdr. 3 op blz. 140
timer
10:00
Slide 19 - Slide
Antwoorden
opdr. 5 op blz. 130
opdr. 2 op blz. 134
opdr. 6 op blz. 136
opdr. 3 op blz. 140
Slide 20 - Slide
SomToday
Vaardigheden: Een plaats opzoeken in de atlas (via het topografische namenregister). Denkbeeldige lijnen op de wereldbol herkennen: evenaar, nulmeridiaan, keerkringen, poolcirkel, Noordpool en Zuidpool. Plaatsbepaling op aarde: coördinaten.
Leerdoelen: 3.1 Je kent de vijf hoofdgroepen klimaten op aarde (A t/m E): De volgorde van de evenaar naar de polen. De kenmerken (temperatuur, neerslag en begroeiing).
3.2 Je weet wat de dampkring (atmosfeer) is. Je kent de drie klimaatfactoren: Breedteligging: Je begrijpt het verschil in invalshoek van de zon bij de polen en de evenaar. Invloed van de verdeling tussen zee en land: Je kent de effecten hiervan op het klimaat. Hoogteligging: Je begrijpt hoe hoogte het klimaat beïnvloedt.
3.3 Je weet wat het effect is van de aardrotatie: - Om haar as. - Rond de zon. - Je begrijpt waar en waarom poolnacht en pooldag ontstaan.
3.4 Je kent het verschil tussen korte en lange kringlopen van water.
Je weet in welke drie situaties neerslag kan ontstaan en waarom (lucht stijgt → koelt af → …): Stijgingsregen: hoe het ontstaat. Stuwingsregen: hoe het ontstaat, inclusief loef- en lijzijde. Frontale regen: hoe het ontstaat.
Begrippen: Blz. 162 (alleen de eerste 4 paragrafen).