Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

Cursus 5 Grammatica
Zelfstandignaamwoord en lidwoord.

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cursus 5 Grammatica
Zelfstandignaamwoord en lidwoord.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Bespreken huiswerk
Herhalen PV
Leren: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden

Slide 2 - Slide

Werkwoorden zijn?
A
doe-woorden
B
antwoorden
C
hoofdletters
D
zielige woorden

Slide 3 - Quiz

Hoeveel werkwoorden?
Jan heeft de baby de fles gegeven
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Houd eens je mond
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens

Slide 5 - Quiz

In dat balletje hing hij onder een miniparachute.
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 6 - Quiz

Zet de zin in een andere tijd.
Ik ga naar school.

Slide 7 - Open question

Lesdoel

Ik kan lidwoorden en

zelfstandignaamwoorden

herkennen en benoemen in een zin.

Slide 8 - Slide

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden


Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.


Een zin kun je verdelen in losse woorden.

Die woorden kun je allemaal een naam geven.

Sommigen krijgen dezelfde naam.

Dit heet een woordsoort.

Slide 9 - Slide

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden


Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.


Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Een lidwoord (LW) staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Slide

Aan de slag...

Kopie lidwoorden / zelfstandige naamwoorden


Kies van elke opdracht... zinnen 

Daarna... kijk elkaars antwoorden na en bespreek dit met elkaar.


Lidwoord: ( LW)

de, het, een

Een lidwoord (LW) staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Slide

Wat is een lidwoord?
A
De
B
Geluk
C
Prijs
D
verkoper

Slide 12 - Quiz

boek
A
de
B
het

Slide 13 - Quiz

kast
A
de
B
het

Slide 14 - Quiz

meisje
A
het
B
de

Slide 15 - Quiz

konijn
A
het
B
de

Slide 16 - Quiz

bal
A
de
B
het

Slide 17 - Quiz

Noem eens een
zelfstandig naamwoord.

Slide 18 - Mind map

Zelfstandig naamwoord 
- Meestal kun je er een lidwoord voor zetten 
- Kun je van het enkelvoud in het meervoud zetten en andersom
- Kun je een verkleinwoord van maken 

Mensen - dieren - dingen - planten - Eigen namen 

Slide 19 - Slide

Maak een foto van een zelfstandig naamwoord in de klas.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Welke lidwoorden ken je?
A
man - vrouw - kind
B
loop - zing - dans
C
de - het - een
D
ik - jij - hij

Slide 22 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de ,het, een
B
namen van: mensen, dieren, dingen, planten en eigen namen
C
bijvoeglijke naamwoorden
D
geen idee

Slide 23 - Quiz

Wat zijn lidwoorden?
A
zijn en worden
B
de, het en een
C
ik, hij en wij
D
het onderwerp van de zin

Slide 24 - Quiz

De afkorting voor een lidwoord is...
A
BN
B
ZN
C
LV
D
LW

Slide 25 - Quiz

De afkorting voor een zelfstandig naamwoord is....
A
PV
B
ZN
C
LW
D
BN

Slide 26 - Quiz

Welke woord in de zin is een zelfstandig naamwoord?
Een mooie nieuwe fiets.
A
Een
B
mooie
C
fiets
D
nieuwe

Slide 27 - Quiz

Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden?
A
Mark
B
rijden
C
prachtige
D
schoolgebouw

Slide 28 - Quiz

Welk woord in deze zin is het lidwoord?

Het Esdal College heeft een mooie kantine.
A
heeft
B
Esdal College
C
Het
D
een mooie kantine.

Slide 29 - Quiz

Huiswerk
Cursus 5 grammatica paragraaf 3, opdracht 1, 2, 3, 4, 6 en 7

Slide 30 - Slide