EVE Klas 2 Spreekvaardigheid: argumenten + debat

Klas 2 spreekvaardigheid debat
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Klas 2 spreekvaardigheid debat

Slide 1 - Slide

Lesplanning

  • Terugblik vorige les/ toets 
  • Doel deze les
  • Uitleg debat en argumenten
  • Aan de slag/ oefenen 
  • Bespreken opdrachten

  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

Terugblik
Huiswerk bespreken

Hoe ging de toets?

Eerst zelf bedenken
Daarna samen bespreken
Klassikale terugkoppeling
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Doel van deze les
  • Je weet wat een debat is en uit welke onderdelen een debat bestaat.
  • Je weet wat argumenten zijn en je kunt deze herkennen.
  • Je weet uit welke 3 onderdelen een goed argument is opgebouwd. 
  • Je kunt beargumenteren waarom je het wel of niet eens bent met een stelling.
  • Je kunt met elkaar van mening wisselen over een stelling.

Slide 4 - Slide

van artikel naar debat?

Slide 5 - Slide

Leg uit wat volgens jou een debat is

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

Een debat
... is een discussie over een bepaalde stelling volgens vaste regels.

Een debat (in de klas) heeft een vaste opbouw:
1. kort vertellen waarom het groepje voor/tegen 
stelling is
2. om de beurt argumenten geven om jullie 
standpunt (voor of tegen de stelling te onderbouwen) 
en op elkaar reageren
3. laatste ronde om nog 1 keer te overtuigen
4. jury kiest een winnaar

Slide 8 - Slide

Stelling

Een stelling is een uitspraak waarmee je het 
eens of oneens kunt zijn. Je baseert je argumenten (voor of tegen) op de stelling.

Voorbeeld van een stelling:
Alle proefwerken moet je één keer kunnen herkansen.

Slide 9 - Slide

Standpunt
Een standpunt = een mening over een stelling. 
Bijvoorbeeld: Zittenblijven op school moet worden afgeschaft. 
---> Dit is de stelling.
Je kunt het eens zijn of oneens met deze stelling. Dat is dan jouw standpunt. 

Slide 10 - Slide

Wat is het hoofddoel van een debat?
A
Publiek overtuigen van jouw standpunt
B
Tegenstander overtuigen van jouw standpunt
C
Leren overtuigen
D
Politicus worden

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Welke afbeelding hoort bij welk begrip?
Mening
Argument
Onderbouwing
Debat

Slide 13 - Drag question

Argumenteren AUB

Slide 14 - Slide

Loten stellingen
Namen
Stellingen

Slide 15 - Slide

Standpunt
Argument 1.1a
Argument 1.1b
Ik val op grappig en klein
Ik heb echt niks met haar
Zij is groot en serieus

Slide 16 - Drag question

Standpunt
Argument 1.1a
Argument 1.1b
Ik ga niet op kanopolo
Mijn zus doet aan kanopolo
Ik wil niet bij dezelfde vereniging als mijn zus

Slide 17 - Drag question

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Argument 3
Energiedrankjes bevatten veel cafeïne.
Energiedrankjes bevatten heel veel suiker.
Het moet verboden worden energiedrankjes te verkopen. 

Energiedrankjes zijn bijzonder ongezond.
 

Slide 18 - Drag question

Hoe bouw je een goed argument op? 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Argument
Uitleg
Bijvoorbeeld

Slide 19 - Drag question

" Als je pest, dan moet je van school"

(Bedenk een AUB-argument voor jouw standpunt)
voor
tegen

Slide 20 - Poll

Aan de slag!
Wat? Werkblad 1 (basis), 2 (kader) OF 3 (extra) maken
Hoe? Papier/ werkbladen 
Tijd? 10 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? Denk na over jouw standpunt bij de stelling "Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken moeten sluiten" + AUB-argument. Daarna Nieuwsbegrip week 20 maken of fictie afronden

Slide 21 - Slide

Antwoorden vergelijken
Vergelijk jouw antwoorden met die van je buren
-> Wat had je anders beantwoord en waarom?
-> Bespreek dit met elkaar.
timer
5:00

Slide 22 - Slide

Geef bij deze stelling jouw standpunt met een AUB-argument:
"Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken moeten sluiten"

Slide 23 - Open question

Welke doelen heb je behaald? Welke nog niet? 
Sleep ze naar het juiste vak.
Ja, deze doelen heb ik behaald.
Nee, aan deze doelen moet ik nog werken.
Ik weet wat een debat is.
Ik weet hoe ik argumenten kan herkennen.
Ik kan zelf goede argumenten bedenken.
Ik kan een debat inzetten om mijn mening en feiten te presenteren.
Ik weet welke drie kenmerken een goed argument heeft.

Slide 24 - Drag question

Even terugkijken naar het onderzoek. Welke doelen heb je al behaald? En welke (nog) niet? Sleep ze naar het juiste vak.
Wist je dat...
wanneer je een doel versleept, erachter een nieuwe verschijnt.
Ja, dit doel heb ik behaald.
Nee, aan dit doel moet ik nog werken.
Je kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen angst bij mensen en angst bij dieren. 
Je kunt een artikel vinden waar we een debat over kunnen voeren.
Je kunt de deelonderwerpen uit de tekst halen.
Je kunt de kern van elk deelonderwerp samenvatten.
Je kunt achterhalen hoe angst werkt bij dieren. 
Je kunt vertellen welke vraag je nu kunt beantwoorden. 
Je kunt in tweetallen denkvragen over de woorden kiezen en beantwoorden. 
Je kunt benoemen welke trucjes een schrijver kan toepassen om een verhaal spannend te maken
Je kunt in één zin samenvatten wat je voor deze bijeenkomst nog niet wist en nu wel weet.

Slide 25 - Drag question

Vragen?
Alles is duidelijk, ik weet wat ik moet doen
Ik heb nog een vraag, namelijk ...

Slide 26 - Poll

Soorten argumenten
controleer-baar
twee gelijke zaken worden vergeleken
je gebruikt een voorval dat je hebt beleefd
je legt het nut uit of het gewenste gevolg
gebaseerd op een algemeen aanvaarde opvatting
gebaseerd op gevoel of intuïtie
feitelijk argument
ervarings-argument
nut of (on)gewenst gevolg
vermoeden
vergelijking-argument
emotioneel argument

Slide 27 - Drag question