Werken in de kinderopvang boekje 21-22

Werken in de kinderopvang 
Lesbrief 21 de babygroep
lesbrief 22 de dreumesgroep 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Werken in de kinderopvang 
Lesbrief 21 de babygroep
lesbrief 22 de dreumesgroep 

Slide 1 - Slide

Hoe noem je een medewerker in de kinderopvang?
A
Juf
B
Pedagogisch medewerker
C
Docent
D
Begeleider

Slide 2 - Quiz

Wat is representatief
A
dat je blij bent
B
dat je aanwezig bent
C
dat je luidruchtig bent
D
nette indruk achterlaten

Slide 3 - Quiz

Vorm van kinderopvang voor kinderen van 0 t/m 4 jaar
A
Kinderdagverblijf
B
Peuterspeelzaal
C
BSO
D
Gastouder

Slide 4 - Quiz

Kinderen kunnen het hele jaar terecht bij een kinderopvang, ook tijdens schoolvakanties.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Soms betaalt de Belastingdienst een deel van de kinderopvangkosten.
Dit heet:
A
kindgebondenbudget
B
kinderopvangtoeslag
C
kinderbijslag

Slide 6 - Quiz

Een baby moet na de flesvoeding een boertje laten
Waarom is dat belangrijk?
A
Omdat hij anders stikt in de flesvoeding
B
Omdat hij anders niet kan slapen
C
Omdat hij dan minder last heeft van darmkrampjes
D
omdat hij dan minder risico heeft op zuivelallergie

Slide 7 - Quiz

Klaarmaken van flesvoeding: zet op de juiste volgorde 
Handen wassen 
Zorgen dat de fles en de speen goed schoon zijn 
De speen controleren: het gaatje moet niet te groot of te klein zijn voor de baby
juiste hoeveelheid kraatwater in het flesje doen 
De fles opwarmen 
De juiste hoeveelheid melkpoeder toevoegen 
Goed roeren 
3
2
1
4
5
6
7

Slide 8 - Drag question

Een voordeel van flesvoeding is dat deze:
A
Altijd bij de hand is
B
Door iemand anders gegeven kan worden
C
Natuurlijke antistoffen bevat
D
Lichter verteerbaar is dan borstvoeding

Slide 9 - Quiz

Een baby die net geboren is, eet...
A
Fruithapje
B
Borstvoeding
C
Pudding
D
Suikerwater

Slide 10 - Quiz

Non-verbale communicatie is
A
Dat wat je met woorden zegt.
B
Dat wat je met je lichaamshouding zegt.
C
Alle vormen van communicatie samen.
D
Communiceren via de telefoon.

Slide 11 - Quiz

 Wat hoort bij wat? 
Feit
Mening
Objectief
Subjectief

Slide 12 - Drag question

Is de zin objectief of subjectief?
Het was een geslaagde dag.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quiz

Is de volgende zin subjectief of objectief?
Nima heeft een gele trui aan.
A
objectief
B
subjectief

Slide 14 - Quiz

Na het wassen droog je een baby af met een:
A
Hydrofiele luier
B
Handdoek

Slide 15 - Quiz

De baby verschonen doe je volgens een vaste volgorde.
Zet de stappen in de juiste volgorde:
1

2

3

4

5

Was je handen en rapporteer als er bijzonderheden zijn.
Verzamel een aankleedkussen, billendoekjes, schone luier en een luieremmer
Verschoon de luier.
Zorg voor een juiste werkomgeving. Sluit ramen en deuren om tocht te voorkomen
Maak alles schoon en ruim op.

Slide 16 - Drag question

Wat is een tummy tub
A
Een baby bad
B
Een speciale emmer waar de baby in kan

Slide 17 - Quiz

Hoe warm moet het water zijn als je een baby in bad doet?
A
36
B
38
C
37
D
35

Slide 18 - Quiz

6) Zet de handelingen in de volgorde van 1 naar 6.
1
2
3
4
5
6
Kleed de baby aan.
Was het gezichtje en de rest van het lichaam van boven naar onder.
Verwijder ontlasing van de billetjes
Schep met je andere hand water over de baby.
Leg de baby in bad en houd hem met één hand vast.
Leg alle spullen klaar.

Slide 19 - Drag question

Welke volgorde pas je toe bij het opnemen van temperatuur bij baby's?
A
Thermometer vet maken, Baby uitkleden, Baby op zij leggen, Thermometer inbrengen, Thermometer verwijderen, Baby draaien op de rug.
B
Baby uitkleden, Baby op zij leggen, Thermometer vet maken, Thermometer inbrengen, Thermometer verwijderen, Baby draaien op de rug.
C
Baby uitkleden, Thermometer vet maken, Baby op zij leggen, Thermometer inbrengen, Thermometer verwijderen, Baby draaien op de rug.
D
Thermometer vet maken, Baby uitkleden, Baby op zij leggen, Thermometer inbrengen, Baby draaien op de rug, Thermometer verwijderen.

Slide 20 - Quiz

Waar meet je de temperatuur
met deze thermometer?
A
Onder de tong
B
Onder de oksel
C
In het oor
D
In het rectum

Slide 21 - Quiz

Wat is het doel van een sociale kaart?
A
Sociale media bekijken
B
Verwijzingen kunnen maken.
C
Het snel vinden van contactinformatie.
D
Sociaal netwerk bijhouden.

Slide 22 - Quiz

Waar staat de afkorting naw voor in het woord 'naw-gegevens'?
A
nationaliteit, adres, woonadres
B
naam, adres, woonplaats
C
naam, achternaam, woonplaats
D
nationaliteit, adres, woonplaats

Slide 23 - Quiz

Als een baby begint te brabbelen (taalontwikkeling) is dit onderdeel van de...
A
Cognitieve/geestelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling
C
sociale ontwikkeling
D
lichamelijke ontwikkeling

Slide 24 - Quiz

Wat staat er in een schoonmaakplan?
A
Wat, hoe en wanneer er gepoetst moet worden.
B
Wat, hoe, wanneer en door wie er gepoetst moet worden.
C
Wat er gepoetst moet worden.
D
Wat en door wie er gepoetst moet worden.

Slide 25 - Quiz

Welke werkzaamheden worden wekelijks gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 26 - Quiz

Schoonmaakregels:
Werk van boven naar beneden?
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Welke werkzaamheden worden periodiek gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 28 - Quiz

Vanaf wanneer moet je de tanden van een kind poetsen?
A
Vanaf dat ze kleuter zijn
B
Als ze echt heel vies zijn en een beetje bruin worden
C
Vanaf dat ze tanden krijgen
D
Als ze dat zelf kunnen

Slide 29 - Quiz

Wat doet 'fluor' of 'fluoride' in tandpasta?
A
doet gaatjes verdwijnen
B
versterkt het tandglazuur
C
doodt schadelijke bacteriën in de mond
D
voorkomt tandplak

Slide 30 - Quiz

Waarom is het beter of voor
peuter en kleuters aparte
tandpasta te gebruiken?
A
Daar zit minder 'fluoride' in
B
Daar zit minder suiker in
C
Daar zit meer 'fluoride' in
D
Dat maakt de tanden beter schoon

Slide 31 - Quiz

Bij kinderen moet je tot welke leeftijd napoetsen ?
(minimaal 1x per dag)
A
5 jaar
B
10 jaar
C
7 jaar
D
4 jaar

Slide 32 - Quiz

Waarom is drinken uit een tuitbeker voor een dreumes niet goed?
meerdere antwoorden goed!
A
slecht voor de spraak
B
slecht voor het gebit
C
staat stom
D
is echt voor baby's

Slide 33 - Quiz

De P in DKTP betekent:
A
Pokken
B
Polio
C
Pest
D
Puisten

Slide 34 - Quiz

0 - 1 jaar
1 - 2 jaar
2 - 4 jaar
4 - 6 jaar
12 - 18 jaar
Baby
Dreumes
Kleuter
Peuter
Puber

Slide 35 - Drag question

Kan een dreumes samen spelen?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Wat is de LSD-techniek?
A
Luisteren samenvatten doorvragen
B
Is een drugs
C
Luieren slapen douchen
D
Luisteren samenwerken doorwerken

Slide 37 - Quiz

Wat is tutoyeren?
A
Beleefd zijn
B
Iemand met 'u' aanspreken
C
Jezelf voorstellen
D
Iemand met ‘je’ of 'jij' aanspreken

Slide 38 - Quiz

Grove of fijne motoriek?

'KNIPPEN'
A
grove/grote motoriek
B
fijne/kleine motoriek

Slide 39 - Quiz

Staat er in deze zin een open of gesloten vraag:
Zullen we een spelletje doen?

A
gesloten vraag
B
open vraag

Slide 40 - Quiz