les 13 2A bez vnw + herh 3 ww

Tekst
l'automne             l'hiver           le printemps            l'été
Quel jour?

Quelle date?
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tekst
l'automne             l'hiver           le printemps            l'été
Quel jour?

Quelle date?

Slide 1 - Slide

Deze les:
1.  Contrôle des devoirs Apr. 4
2. Bezittelijk voornaamwoord (maak aantekeningen)
3. Les devoirs
4. Être, avoir, faire 


Na deze les kan ik het bezittelijk voornaamwoord in het Frans herkennen. 

Slide 2 - Slide

1. Contrôle des devoirs
Dictee van appr. 4. 
1. In je schrift: zet de nummers 1-10 voor de kantlijn. 
2. Schrijf de vertaling op van de woorden die ik zeg. 
3. Geef je werk aan je buur, die controleert jouw werk. 
timer
6:00

Slide 3 - Slide

timer
3:00

Slide 4 - Slide

2. NOEM EEN PAAR
bezittelijke voornaamwoorden in het NEDERLANDS

Schrijf mee (MAAK AANTEKENINGEN) 
van de volgende video over 
het BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD!   
4min.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

BEZ VNW: BELANGRIJK! 
De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. 
Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is ZIJN fiets. Nee, dat is HAAR fiets. 

In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich NIET aan aan het bezit. 
Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de FIETS MANNELIJK of VROUWELIJK IS: 
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo. 
C'est son vélo. 
Ieder woord is mannelijk of vrouwelijk. Je kunt dit zien aan het lidwoord. 
In het Frans kennen we de mannelijke lidwoorden le / un en de vrouwelijke lidwoorden la / une
Er zijn ook lidwoorden die meervoud aangeven: les / des
Deze lidwoorden staan in de woordenlijst altijd voor het woord. 

Slide 7 - Slide

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN 
in het FRANS
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Onze
Jullie/uw
Hun
Mnl
mon
ton
son
notre
votre
leur
Vrl
ma
ta
sa
notre
votre
leur
MV
mes
tes
ses
nos
vos
leurs

Slide 8 - Slide

3. Huiswerk/ les devoirs

Faire ex. 16 A, B, C 
page 22-24

Apprendre 5 & 6, p. 36-37
Ik kan het bezittelijk voornaamwoord herkennen. 
Huiswerkopdrachten maken 
                   OF
etre, avoir, faire herhalen? 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link