Bouwsteen 03 Inleiding, kern en slot

Bouwsteen 3: inleiding, kern en slot
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bouwsteen 3: inleiding, kern en slot

Slide 1 - Slide

Doel 
Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst en je vindt snel je weg in een tekst.

Slide 2 - Slide

Langere tekst vaak zelfde opbouw
Dat is niet voor niks. Kijk eens naar de volgende slide... 
Teksten hebben vaak dezelfde opbouw. 

Dat is niet voor niks. 
Zonder een duidelijke opbouw wordt een tekst onbegrijpelijk

In de volgende video wordt het uitgelegd.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Indeling teksten
(titel)
inleiding 
kern
slot

Slide 5 - Slide

Titel: haar
Inleiding: hoofd


Kern: lijf


Slot: benen / voeten

Slide 6 - Slide

Doel van de titel?

Slide 7 - Mind map

Titel

De titel verraadt al veel
Het trekt de aandacht; ga je de tekst lezen of niet?
De titel noemt vaak al het onderwerp.

Slide 8 - Slide

Opbouw
Titel: bevat het onderwerp of trekt de aandacht
Inleiding: onderwerp wordt duidelijk: introductie/voorbeeld
Kern: verschillende kanten van het onderwerp worden besproken
Slot: samenvatting, conclusie, tip, verwijzing naar begin tekst, oplossing, aansporing , open eind


Slide 9 - Slide

Inleiding: doel
  • aandacht trekken van het publiek;
  • het publiek motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren;
  • informatie geven over wat komen gaat.

De titel hoort niet bij de inleiding

Slide 10 - Slide

Inleiding: verschillende vormen
  • beschrijving van het onderwerp
  • samenvatting
  • vragenreeks
  • beschrijving van de aanleiding
  • voorbeeld
  • eigen ervaring
  • anekdote
  • historische verwijzing

Slide 11 - Slide

Wat is een anekdote?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wat is volgens jou
het onderwerp van
dit artikel?

Slide 14 - Mind map

Inleiding

Een schrijver kan een tekst op meerdere manieren inleiden:

  • Beschrijven van de aanleiding --> een gebeurtenis die aanleiding was om de tekst te schrijven
  • Vragen stellen --> de schrijver stelt vragen die hij in de tekst gaat beantwoorden
  • Situatieschets/anekdote/historische verwijzing/voorbeeld --> een situatie die voor de lezer herkenbaar of interessant is
  • Omschrijving van een probleem --> een probleem dat in de tekst centraal staat.
  • Samenvatting --> een verkorte beschrijving van de inhoud
  • Combinatie van bovenstaande elementen


Slide 15 - Slide

Hoe krijg je de aandacht? 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Titel, inleiding, kern
B
Inleiding, kern, slot
C
Titel, kern, slot
D
Titel, inleiding, slot

Slide 21 - Quiz

Wat is waar?
A
In de inleiding staat de conclusie
B
In de inleiding geef je aan waar het over gaat
C
De inleiding begint altijd met een vraag
D
De titel hoort bij de inleiding

Slide 22 - Quiz

Kern (1)
  • Kern is het middenstuk; bestaat vaak uit meerdere alinea's.
  • Als je zelf een tekst schrijft, vertel je in dit stuk waar het om draait: je boodschap.
  • Het onderwerp dat in de inleiding kort genoemd is, wordt in de kern verder uitgewerkt.
  • De kern bevat vaak meerdere deelonderwerpen, die vaak te herkennen zijn aan de tussenkopjes.



Slide 23 - Slide

Kern (2)
De volgorde van de deelonderwerpen is afhankelijk van de structuur van de kern. Bijvoorbeeld:
• vroeger - nu (tijd);
• stelling - argumenten - weerleggen tegenargumenten (argumentatie);
• oorzaak - gevolg.
Kortom: er zit een logische volgorde in.

Slide 24 - Slide

Kern
- Verschillende kanten 
van het onderwerp.
- Vaak meerdere alinea's 
en ook tussenkopjes (deelonderwerpen)



Slide 25 - Slide

Kern - voorbeeld
  • De verschillende kanten van een onderwerp komen aan de orde
  • Dit gebeurt met behulp van deelonderwerpen
  • Bijvoorbeeld: een tekst over phishing
  • Deelonderwerpen kunnen dan zijn: gevaarlijke e-mails, criminaliteit, financiële schade, aangifte doen bij de politie, etc.

Slide 26 - Slide

Slot
Het slot is het laatste deel van de tekst en heeft meestal één of meer van de volgende vier functies:

• een samenvatting geven;
• een conclusie trekken;
• naar de toekomst kijken;
• een vraag meegeven aan de lezer (soms een open eind).

Slide 27 - Slide

Slot - vervolg

Soms wil de schrijver ook

  • Activeren --> de schrijver wil dat een lezer iets gaat doen, bijvoorbeeld een product kopen
  • Advies/tip --> de schrijver geeft de lezer advies
  • Oplossing --> de schrijver geeft een oplossing voor het probleem dat in de tekst is beschreven


Let op signaalwoorden in het slot: dus, al met al


Slide 28 - Slide

Wat staat er in het slot
A
conclusie
B
uitleg
C
onderwerp
D
trigger

Slide 29 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, kern met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, kern
C
Inleiding, kern met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, kern met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 30 - Quiz

In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Titel

Slide 31 - Quiz

Opbouw
Titel: bevat onderwerp of trekt de aandacht
Inleiding: onderwerp wordt duidelijk: introductie/voorbeeld
Kern: verschillende kanten van het onderwerp worden besproken.
Slot: samenvatting, conclusie, tip, verwijzing naar begin tekst, oplossing, aansporing, open eind 


Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Wat is de juiste volgorde van de tekst?
A
A-B-C-D
B
B-C-D-A
C
D-A-C-B
D
C-D-A-B

Slide 34 - Quiz

Het schrijfplan
Om gericht te schijven is een schrijfplan handig. Dit houdt in:
  • Waar gaat je tekst over? Wat is het belangrijkste onderwerp? ...
  • Welk doel heb je met je tekst voor ogen? Wil je overtuigen, iets verkopen, de lezer overhalen, wil je iets beweren of uitleggen, of wil je misschien de aandacht op iets vestigen?
  • Wat voor type tekst moet het worden? ...
  • Wie is jouw lezer?
  • Zie ook Taalblokken - Bouwstenen 03 - Schrijven - onderdeel 1

Slide 35 - Slide

Aan de slag
Maken: 
Bouwsteen 3 - Inleiding, kern en slot
  • Voorbeeld en theorie - alles
  • Lezen en luisteren - alles

Slide 36 - Slide