Paragraaf 5.3 Machtige heren en halfvrije boeren.

Machtige heren en halfvrije boeren
Paragraaf 5.3
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Machtige heren en halfvrije boeren
Paragraaf 5.3

Slide 1 - Slide

Deze les
Leer je:

Hoe het economische systeem er in de tijd van de monniken en ridders uit zag.
Je kan dit uitleggen met behulp van de begrippen
Horigen -  Domein - Herendiensten – Autarkisch -  Hoeven

Slide 2 - Slide

Hoe heet de soort maatschappij die er in de middeleeuwen ontstond na de komst van een nieuwe groep: de geestelijken?

Slide 3 - Open question

Welke drie standen waren er?
A
Geestelijken, adel, soldaten
B
Soldaten, adel, boeren
C
Geestelijken, adel, boeren

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

In de tijd 

van monniken en ridders had Europa een

  landbouw
samenleving

Slide 6 - Slide

De organisatie van de economie
  • Na vertrek van Romeinse soldaten zochten boeren bescherming
  • Ze zochten bescherming bij een rijke boer
  • In ruil voor bescherming gaven de boeren hun grond af
  • Machtige boer werd heer van een domein

Slide 7 - Slide

Het domein
  • Landgoed van de heer 
  • Bestond uit twee delen: land van de heer en hoeven voor de horigen.
  • De opbrengst van de heer blijft van de heer 
   > opbrengst boeren gaat gedeeltelijk naar de heer.  

Slide 8 - Slide

Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.

Slide 9 - Slide

Economisch systeem = Hofstelsel
Het hofstelsel, waar de horigen in ruil voor bescherming: 
  • werkten op stukjes land die ook eigendom van de heer waren
  • een deel van hun opbrengst moesten afstaan aan de heer (de pacht)
  • Het domein niet mochten verlaten zonder toestemming van de heer
  • herendiensten verrichtten (allerlei klussen op het land of de hoeve van de heer).

  • --> Elk domein streefde naar autarkie 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Schema over het hofstelsel

Slide 12 - Slide

De boeren
Boeren zochten bescherming bij hun landheer. In ruil leverden zij hun grond in bij de heer.
De boeren waren horigen geworden. Een deel van de oogst was voor de heer.

Slide 13 - Slide

De horigen moesten allerlei onbetaalde klusjes voor de heer doen. Die klusjes werden herendiensten genoemd.

Slide 14 - Slide

Plichten horigen

-Pacht betalen in natura 
(= deel van de oogst) 
-Herendiensten verlenen
-Deel van het land van de heer bewerken
-Op het land van de heer               blijven
Plichten heer

-Bescherming bieden aan de   horigen

- Oorlog voeren

- Gebied/domein besturen

Slide 15 - Slide

Het hofstelsel:

Slide 16 - Slide

Leenstelsel is hetzelfde als hofstelsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een heer
D
De Romeinse keizer

Slide 18 - Quiz

Wat is allemaal van de Heer?
A
Alle grond in het domein
B
Alle huizen in het domein
C
Alle spullen in het domein
D
A, B en C zijn allemaal goed.

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je de boeren die op een domein werken?
A
Horigen
B
Doven
C
Gewoon, boeren

Slide 20 - Quiz

Wat is een ander woord voor horige?
A
Baas
B
Hofstelsel
C
Akker
D
Boer

Slide 21 - Quiz

Alles wat de domein nodig had werd daar ook gemaakt. Hoe heet dit?
A
Autarkie
B
Zelfstandig
C
Herendiensten
D
Een domein

Slide 22 - Quiz

Wat hoort niet bij het hofstelsel ?
A
Heer
B
Horige
C
Domein
D
Geestelijke

Slide 23 - Quiz

Het systeem van heren en horigen die samenleven op een domein heet ...
A
Herendiensten
B
Vazalliteit
C
het Hofstelsel
D
het Drieslagstelsel

Slide 24 - Quiz

Onbetaald werk dat moet worden gedaan voor een heer
A
Domein
B
Horige
C
Privilege
D
Herendienst

Slide 25 - Quiz

1. Horigen zijn halfvrije boeren.
2. Horigen mochten het domein verlaten.
A
1= goed en 2 =fout
B
1=fout en 2 = goed
C
1 en 2 zijn goed
D
1 en 2 zijn fout

Slide 26 - Quiz