4 maart pers bez vnw + voorzetsels + bijwoord

Welkom in de les


Jas in kluisje of aan de kapstok boven

Boek, etui en aantekeningenschrift op tafel
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom in de les


Jas in kluisje of aan de kapstok boven

Boek, etui en aantekeningenschrift op tafel

Slide 1 - Slide

timer
20:00

Slide 2 - Slide

Planning 1HVb

  • Afronden Pecha Kucha's 
  • Vandaag: verder met grammatica

Verder lezen in je derde leesboek (eerste helft april schrijftoets over het boek voor een cijfer, weging 3). 

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Ik kan een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord herkennen in een zin. 

Ik kan een voorzetsel herkennen in een zin.

Ik kan een bijwoord herkennen in een zin.

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord
Ik heb mijn telefoon weggelegd. (bez. vnw.)

Deze telefoon is van mij. (pers. vnw.)

Bez.vnw: geeft bezit aan, voor zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord.  Uw, mijn, jouw, zijn, haar, onze, etc. 
Ik heb mijn mooie fiets in de schuur gezet.
Zij heeft uw fiets in de schuur gezet. 

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord
Ik heb mijn telefoon weggelegd. (bez. vnw.)

Deze telefoon is van mij. (pers. vnw.)

Pers. vnw.: verwijst naar mensen, dieren, dingen en kan allerlei vormen aannemen, afhankelijk van de grammaticale functie (dus bijv. onderwerp of lijdend voorwerp. 
Hij geeft het boek aan haar.
Hij geeft het boek aan mij/me. 

Slide 6 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
Ik (ow) geef hem (mv) een boek.
Hij (ow) geeft mij (mv) een boek. 

Het boek is van jou

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Een voorzetsel is een klein woord.
Het staat voor of achter een woordgroep waar het bij hoort.
Hij liep in de tuin


Hij liep de tuin in
woordgroep
voorzetsel
woordgroep
voorzetsel

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

een plaats
een tijd
een richting
een middel
een doel
tot
na
over
op
bij
in
te
naar
langs
in
met
om

Slide 11 - Slide

Aandachtspunten voorzetsels
vaste combinatie met werkwoord:
voorbereid op

of: voorzetseluitdrukking

naar aanleiding van

Slide 12 - Slide

Draai de spinner en maak een zin met het voorzetsel dat wordt getoond.

Slide 13 - Slide


Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk

A
in
B
op
C
over
D
naast

Slide 14 - Quiz


Welk voorzetsel ontbreekt?
De auto rijdt ... de straat

A
onder
B
binnen
C
door
D
tegen

Slide 15 - Quiz


Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.
A
uit
B
aan
C
uit, om
D
om, aan

Slide 16 - Quiz

Bijwoorden 
1. Zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord.
Voorbeeld: Dit is een geweldig mooi liedje.

2. Kunnen iets zeggen over een werkwoord.
Voorbeeld: Zij fietst hard naar school. 

Slide 17 - Slide

Bijwoorden
3. Zeggen iets over een ander bijwoord.

Voorbeeld: Zij loopt erg hard.



Slide 18 - Slide

Bijwoorden 
Als een bijwoordelijke bepaling uit een woord bestaat, is dat bij de woordsoorten een bijwoord. 

Vandaag ga ik naar het station,

Vandaag is een bwb als je zinsdelen benoemt en een bijwoord bij de woordsoorten. 



Slide 19 - Slide

Bijwoorden 
Als een bijwoordelijke bepaling uit een woord bestaat, is dat bij de woordsoorten een bijwoord. 

Vandaag ga ik naar het station,

Vandaag is een bwb als je zinsdelen benoemt en een bijwoord bij de woordsoorten. 



Slide 20 - Slide

Aan het werk (1HVb)
Eerste tien minuten in stilte werken. 
Af: maandag 11 maart, 6e uur

- Cursus 5, grammatica: paragraaf 8 en 10: mee bezig en morgen af. 
- Cursus 5, grammatica: paragraaf 12, bijwoordenKies route A of B. Houd paragraaf 12 uit je lesboek erbij.

Klaar? Begin aan mixopdrachten: paragraaf 14: route A, B, of C. 
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Aan het werk (1HVd)
Eerste tien minuten in stilte werken. 
Af: maandag 11 maart 4e uur (paragraaf 8 en 10) 

- Cursus 5, grammatica: paragraaf 8 en 10, route A of B: mee bezig en maandag 11 maart af. 

timer
10:00

Slide 22 - Slide

Aan het werk (1HVd)
Eerste tien minuten in stilte werken. 
Af: dinsdag 12 maart, 8e uur. 

- Cursus 5, grammatica: paragraaf 12, bijwoordenKies route A of B. Houd paragraaf 12 uit je lesboek erbij. Af: 
Klaar? Begin aan mixopdrachten: paragraaf 14: route A, B, of C. 
timer
10:00

Slide 23 - Slide