Voorbereiding stage JM2

Themales stage

Loopbaanbegeleiding JM1

Themales stage

In deze les krijg je verschillende casussen voorgelegd die tijdens een stage voor kunnen komen. 

Bedenk iedere keer goed hoe jij in deze situatie zou reageren. 

Je komt met de bus naar stage. Je stagedag begint om 08.30u. De eerste bus komt om 08.00u aan. De tweede bus komt om 08.40u aan. Wat zou je in deze situatie het beste kunnen doen?

Het is 16.55u. Eigenlijk is om 17.00u jouw stagedag afgelopen. Een collega komt naar jou toe met de vraag of je toch nog even een spoeddossier op zou willen pakken. Hier heb je ongeveer een half uur de tijd voor nodig. Wat doe je?

Je bent om 16.30u al klaar met jouw werkzaamheden voor die dag. Wat doe je in het laatste half uur?

1. Werkzaamheden zijn klaar, dus ik doe niks meer.
2. Ik vraag een collega of zij nog werk hebben liggen waarbij ik kan helpen
3. Ik kijk alvast naar de planning voor de volgende dag. Misschien kan ik al ergens mee beginnen
4. Ik ga alvast naar huis

Stel, je krijgt van je stagebegeleider een opdracht, maar weet eigenlijk niet hoe je het moet aanpakken. Het enige dat je weet, is dat het aan het einde van de dag af moet zijn.
Wat doe je?

Het is vandaag druk op kantoor. Zelf heb je het wat rustiger. Een collega vraagt of je de medewerker bij de balie zou willen helpen met het brengen van koffie en het opnemen van de telefoon bij de receptie. Wat doe je?

1. Uiteraard help ik mee! Dat spreekt voor zich.
2. Ik kijk of er geen andere collega beschikbaar is. Mocht dat niet het geval zijn dan help ik wel.
3. Ik geef aan dat dit niet mijn taak is en dat het dus handiger is om een andere collega te vragen.
4. Anders, namelijk...

Je ziet twee collega's ruzie met elkaar maken. De gemoederen lopen hoog op en er wordt hier en daar gescholden naar elkaar. Hoe zou je in deze situatie reageren?

Een collega maakt een flauw grapje over jou. Je voelt je hier niet zo prettig bij. Verschillende collega's moeten om het grapje lachen. Hoe zou je in deze situatie reageren?

Op stage word gevraagd of je iedere woensdag het kantoor wil poetsen. De poetsvrouw die wekelijks komt poetsen, is namelijk langdurig ziek.
Wat doe je?

1. Dat doe ik gewoon, prima hoor!
2. Ik doe het, maar met tegenzin, want vind het moeilijk om er iets van te zeggen.
3. Dat doe ik echt niet! Daar ben ik toch niet voor aangenomen!
4. Ik neem contact op met mijn stagedocent om te overleggen of ik dat moet doen of kan bespreken.

Een meisje gaat naar stage in een zwarte flared legging met een korte zwarte trui. Haar buik is duidelijk zichtbaar bloot. Wanneer zij bij binnenkomst haar stagebegeleider tegenkomt, spreekt deze haar aan op haar kleding. Het is te bloot. Ze reageert en zegt "Oh, ik dacht het is zwart, dus dat is altijd netjes!".
Wat vind je van die reactie?

Na twee weken stage wordt je gevraagd om de telefoon aan te nemen en eventueel door te verbinden. Dat bellen vind je zo niet fijn!
Wat doe je?

1. Ik weiger.
2. Ik zeg toe, maar meld me ziek zodra de betreffende dag aanbreekt.
3. Ik geef aan dat ik het spannend vind en vraag of ik dit een paar keer kan oefenen.
4. Anders, nml.

Tijdens stage dien je tweewekelijks met je stagebegeleider in gesprek te gaan om over je voortgang te spreken. Steeds wanneer de afspraak dichterbij komt, meldt je stagebegeleider zich bij je af.
De afspraak gaat daardoor steeds niet door.
Wat doe je?

Een van je taken is het opnemen van de telefoon. Wanneer je iemand aan de lijn hebt, versta je diens naam eigenlijk niet. Je hebt het ook al een keer opnieuw gevraagd, maar alsnog versta je het niet.
Je maakt wel aantekeningen van het gesprek, omdat je de info moet doorgeven aan een andere medewerker.

Hoe pak je het aan om alsnog achter de naam te komen?

Waar denk je zelf nog tegenaan te lopen op stage?