This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Biologisch onderzoek
Slide 1 - Slide
GT: Boek 2B T7 LO 1 blz 226
B: Boek 2B H7.6 blz 171
Slide 2 - Slide
Doel van de les
Je kent het verschil tussen een experimenteel onderzoek en een beschrijvend onderzoek
Je weet de stappen van een biologisch onderzoek
Je kunt een werkplan opzetten
Je kunt een onderzoek uitvoeren
Je kunt een onderzoek vastleggen
Slide 3 - Slide
Experimenteel onderzoek
oorzaak-gevolg proberen te vinden
Slide 4 - Slide
iphone 15 of 16
samsung galaxy s25
refurbished iphone
samsung galaxy a56
2
5
4
3
Beschrijvend onderzoek
Je beschrijft een situatie of verschijnsel
Slide 5 - Slide
Onderzoek
In de biologie testen wij onderzoeksvragen door onderzoek te doen.
Je onderzoek moet je altijd opschrijven zodat iemand anders het over kan doen.
Slide 6 - Slide
welke stappen
Slide 7 - Mind map
Biologisch onderzoek
Doel: Je merkt iets op, je vraagt je iets af: wat wil je met je onderzoek bereiken?
b.v. meer bijen in mijn tuin krijgen
Onderzoeksvraag: een precieze vraag waarop je het antwoord wilt weten
b.v. hoeveel bijenvriendelijke en niet-bijenvriendelijke planten heb ik in mijn tuin?
Hypothese: verwachting, wat denk je dat er als antwoord uit zal komen, maak gebruik van wat je al weet en wat je aan informatie kan vinden. NIET bij beschrijvend onderzoek
Werkplan: beschrijf stap voor stap je wat je gaat doen: wat je nodig hebt, welke gegevens je gaat verzamelen en hoe
Slide 8 - Slide
Uitvoering: Je voert je onderzoek uit volgens je werkplan!!
Resultaten: de gegevens die je verzameld, dit kunnen b.v. tekst, cijfers, tekeningen en/ of foto's zijn
Conclusie: antwoord op de onderzoeksvraag, herhaal (een deel van) de vraag
b.v. Er zijn ruim twee keer zo veel niet-bijenvriendelijke als bijenvriendelijke planten in mijn tuin
Evaluatie: hoe verliep het onderzoek. Wat ging er goed. Wat ging er mis.
Heb je volgens het werkplan gewerkt? Zo nee, waarom niet.
Slide 9 - Slide
Wat ga ik onderzoeken?
Vraag je je iets af?? Bijvoorbeeld: Waarom zijn bananen krom?
Probleemstelling!
Slide 10 - Slide
Onderzoeksvraag
Dit is de vraag die je gaat onderzoeken.
Let op: een onderzoeksvraag is dus altijd een vraag!
Maar meer toegespitst, zodat je er onderzoek naar kan doen:Groeit een banaan in een andere richting als het licht van onderen komt of van de zijkant?
Slide 11 - Slide
Hypothese (de verwachting)
Dit is wat jij denkt dat het antwoord is op de onderzoeksvraag( voorlopige stelling )
Het mag geen gok zijn, hierbij gebruik je de kennis die je hebt geleerd bij biologie of opgezocht:
b.v. bij de biologie heb ik geleerd dat planten naar het licht groeien, dus de bananen groeien ook richting de zon.
Slide 12 - Slide
Werkplan (methode)
hierin schrijf je precies op wat je gaat doen en wat je nodig hebt.
Iemand anders kan hetzelfde onderzoek weer uitvoeren met de hulp van jouw werkplan.
Zo bouwen wetenschappers op elkaars schouders!
Slide 13 - Slide
Werkplan opzetten
-schrijf stap voor stap op wat je gaat doen
Bij experimenteel onderzoek:
-proeven doen met grote hoeveelheden
-onderzoek één ding tegelijk (DE FACTOR)
-gebruik een proefgroep en een controlegroep
-de factor is verschillend, de rest blijft gelijk!
Slide 14 - Slide
Een werkplan opzetten
Slide 15 - Slide
Benodigdheden
Schrijf op welke materialen je gaat gebruiken voor je onderzoek.
Alle materialen moet genoteerd worden en ook de hoeveelheden van toegevoegde en gebruikte stoffen.
Slide 16 - Slide
Resultaten
Alles wat je waarneemt en uitrekent noteer je in deze paragraaf.
Als het kan doe je dit in een tabel en een grafiek.
Bij experimenteel onderzoek:
Wat gebeurt er bij mijn controlegroep en wat gebeurt er bij mijn testgroep/proefgroep?
Slide 17 - Slide
Conclusie
Hier geef je antwoord op je onderzoeksvraag (herhaal een (deel van) de vraag) met behulp van je resultaten.
Ik zie/meet dat in ..... (aantal) gevallen (.......)
ik concludeer daarom dat
bananen wel/ niet in een andere richting groeien als het licht van onderen komt
Slide 18 - Slide
Evaluatie
hoe verliep het onderzoek. Wat ging er goed. Wat ging er mis.
Heb je volgens het werkplan gewerkt? Heb je b.v.:
Iets anders gedaan (ander materiaal gebruikt/ in een andere volgorde gewerkt)
Iets niet gedaan
iets extra's gedaan
WAAROM!
Slide 19 - Slide
Opdracht
In de afbeelding zie je de resultaten van een onderzoek dat is gedaan naar het verband tussen het zoutgehalte van zeewater en de populatiegrootte van zeegras in een klein stukje zee.
Zeegras groeit in ondiep water langs de kust. Veel dieren zoals watervogels voeden zich met zeegras. Ook wordt het zeegras gebruikt als schuilplaats voor bijvoorbeeld jonge vissen.
Wat kan de probleemstelling van dit onderzoek zijn geweest?
Slide 20 - Slide
Verband tussen het zoutgehalte van het zeewater en de populatiegrootte van zeegras.
Slide 21 - Slide
antwoord
Voorbeeld van een juiste probleemstelling :
Welke invloed heeft het zoutgehalte op de populatiegrootte van zeegras?