Paragraaf 4.2/3 Kracht, massa en versnelling II

Hoofdstuk 4
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

Programma
Herhaling

Per leerdoel een korte les
- Introductie
- Uitleg van het leerdoel
- Controlevragen

Slide 2 - Slide

De versnelling is de snelheidstoename per meter.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoe groot is de versnelling hier?
A
45 m/s^2
B
10 m/s^2
C
11 m/s^2
D
22 m/s^2

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste eenheid voor de versnelling?
A
m
B
m/s
C
m/s2
D
N

Slide 5 - Quiz

Een vliegtuig vliegt met constante snelheid door de lucht. Wat weet je over de resulterende kracht?
A
De resulterende kracht is vooruit gericht
B
De resulterende kracht is achteruit gericht
C
Er is geen resulterende kracht
D
Niks

Slide 6 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de resulterende kracht?
A
Dat is de kracht op een voorwerp die een beweging veroorzaakt.
B
Dat is de som van de groottes van alle krachten samen die op een voorwerp werken.
C
Dat is de som van alle (componenten van) krachten op een voorwerp waarvan de werklijnen samenvallen
D
Dat is de kracht op een voorwerp die in positieve richting werkt.

Slide 7 - Quiz

Wat is de resulterende kracht?
A
290 N rechts
B
290 N links
C
50 N rechts
D
50 N links

Slide 8 - Quiz

Hoe groot is de afgelegde afstand van t =0s tot t = 6s?
A
16 m
B
32 m
C
48 m
D
64 m

Slide 9 - Quiz

Leerdoelen
- De leerling kent het begrip traagheid en kan opgaven verklaren met behulp van dat begrip
- De leerling kent de 2e wet van newton en kan deze toepassen. 
- De leerling kent ook de val versnelling en kan daarmee rekenen (vooral VWO)

Slide 10 - Slide

Voorkennis
De leerling kent de grootheden:
- Kracht (F) in Newton (N)
- Massa (m) in kilogram (kg)
- Versnelling (a) in meter per seconde kwadraad (m/s2)
De leerling kan formules ombouwen (eventueel met gebruik van de driehoek)

Slide 11 - Slide

Eerste wet van Newton
Als de resultante (resulterende kracht) op een voorwerp 0N is, dan blijft het voorwerp met dezelfde snelheid bewegen (of staat het voorwerp stil).

Slide 12 - Slide

Traagheid
Een voorwerp met een grote massa, heeft een grote traagheid. Dat betekent het voorwerp:
  • kan langzamer optrekken
  • moeilijker om af te remmen/tot stilstand komen
  • kan moeilijker van bewegingsrichting veranderen
  • Massa heeft geen zin,

Slide 13 - Slide

De bestuurder maakt alleen de ruiten schoon.
Wat gebeurt er met de sneeuw op het dak als hij voor een stoplicht stevig moet remmen?

A
Alle sneeuw blijft gewoon op het dak liggen.
B
Een deel van de sneeuw schuift naar de achterruit.
C
Een deel van de sneeuw valt achter de auto, op de motorkap van de achterligger.
D
Een deel van de sneeuw schuift over de voorruit.

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

traagheid

traagheid is het verschijnsel dat een voorwerp in zijn bewegingstoestand en richting wil blijven. Hoe groter de massa, hoe groter de traagheid!  

Slide 17 - Slide





Traagheid....

Slide 18 - Slide

Kracht, massa en versnelling
De traagheid heeft te maken met de kracht, de massa en de versnelling op een voorwerp. In formule (2e wet van Newton):


F= kracht in Newton (N)
m= Massa in kilogram (kg)
a= versnelling in meter per seconde kwadraad (m/s2)
F=ma

Slide 19 - Slide

El primo van 120 kg versnelt met 1,2 m/s^2
Bereken de resulterende kracht op het
El primo
timer
1:00
A
F = 14,4 N
B
F = 144 N
C
F = 100 N
D
F = 0,01 N

Slide 20 - Quiz

Mr P gooit een koffer van 4,0kg met een kracht van 10N. Bereken de versnelling van de koffer
timer
1:00
A
a = 2,5 m/s^2
B
a = 40 m/s^2
C
a = 0,4 m/s^2
D
a = 14 m/s^2

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Remkracht berekenen
Met de formule Fres=m x a kan je ook de resultante remmende kracht berekenen. 
In dat geval is de resultante de totale remkracht die op het voertuig wordt uitgeoefend. 

Slide 24 - Slide

Een auto heeft een massa van 1300 kg.
De remmen moeten voldoende remkracht
kunnen leveren voor een remvertraging van
minstens 5,2 m/s2. Bereken hoe groot de remkracht
minstens moet zijn.
timer
3:00

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Video

Zwaartekracht berekenen
Valversnelling op aarde = g = 9,81 m/s^2

Formule:
Zwaartekracht is massa keer valversnelling -->
Fz = m x g

Slide 27 - Slide

valversnelling op t = 0: 9,81 m/s2

Slide 28 - Slide


 Valversnelling g  = 9,8 m/s2. Hoe hoog is de snelheid van een vallend voorwerp na 4 seconden?

Slide 29 - Open question

Oefenen
Maak van paragraaf 4.3 
- Zorg dat je de uitleg nog een keer bekijkt als je er niet uitkomt.
- Kijk de vragen na.
- Veel fout? Noteer waar het fout ging (rekenwerk, nauwkeurigheid, lezen, niet begrepen)
- Veel goed? Fijn! Doel voor deze week gehaald
- Gebruik een AI om zelf minimaal 3 vragen op verschillende niveaus te maken en uit te werken

Slide 30 - Slide