thema 'de school' les 4

Thema 'de school'
les 4
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 'de school'
les 4

Slide 1 - Slide

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.
leren
Op school leer je heel veel
oefenen
Als je gitaar wil leren spelen, moet je veel oefenen.

Slide 2 - Slide

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

samenwerken
Als je samenwerkt, leer je veel van elkaar.
praten
In de les praten wij over het weekend.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

nakijken
De docent moet mijn toets nog nakijken.
luisteren
Ik luister elke dag naar de radio.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

lezen
Hij leest elke week een boek.
spreken
In de les spreken we Nederlands.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

schrijven
Ik schrijf een brief naar de gemeente.
staan
Toen de koning langskwam, ging iedereen staan.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

zitten
Ik zit in een comfortabele stoel.
tekenen
Hij tekent een kat met een potlood

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

afwezig
De leerling was door ziekte afwezig.
aanwezig
De hele klas was aanwezig bij de sportdag.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

af  /  klaar
Ik ben klaar met mijn werk.
Mijn werk is af.
juist
Hij wist het juiste antwoord op de moeilijke vraag.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

netjes
Ik heb mijn kamer netjes opgeruimd.
veel
Er waren veel toeschouwers bij de wedstrijd.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

weinig
Ik heb haast. Ik heb maar weinig tijd.
plus
Twee plus drie is vijf.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

min
Zes min vier is twee.
moeilijk
Ik kon de moeilijke som niet maken.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

makkelijk
De toets was makkelijk. Ik wist alles.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

betekenissen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

betekenissen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Maak een zin met het woord
"nakijken"

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met het woord
"samenwerken"

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met het woord
"aanwezig"

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met het woord
"klaar"

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Welk woord ontbreekt?
Ali is ziek. Hij is daarom vandaag .........

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Welk woord ontbreekt?
Als je goed wil leren spreken, moet je elke dag goed .........

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Welk woord ontbreekt?
Hij had goed geleerd en daarom vond hij de toets .........

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Zijn kamer was een rommeltje. Maar toen hij had opgeruimd was alles weer ...........

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?

A
spreken
B
lezen
C
tekenen
D
schrijven

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?
Let op, het gaat om de WOORDSOORT!
A
leren
B
staan
C
tekenen
D
weinig

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?

A
liggen
B
samenwerken
C
staan
D
zitten

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Maak een woord van deze letters.
f - n - n - oe - e - e

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Maak een woord met deze letters.
aa - k - r - l

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Werkvorm 1 - in duo's
Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.
Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Werkvorm 2 - mix en ruil
Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 
Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.
Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.
Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'

Slide 30 - Slide

This item has no instructions