herhaling grammatica zinsdelen en woordsoorten

zinsdelen
Weet je het nog?
pv, zinsdelen verdelen, ow, lv, mw, bwb
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

zinsdelen
Weet je het nog?
pv, zinsdelen verdelen, ow, lv, mw, bwb

Slide 1 - Slide

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Wat is de persoonsvorm?

Slide 2 - Open question

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Verdeel de zin in zinsdelen.
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 3 - Open question

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?

Slide 4 - Open question

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wat is het gezegde?

Slide 5 - Open question

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 6 - Open question

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 7 - Open question

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Slide 8 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 9 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Verdeel de zin in zinsdelen

Slide 10 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is het onderwerp?

Slide 11 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 12 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 13 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 14 - Open question

Wie ruimt na de les het lokaal op voor de docent?
Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Slide 15 - Open question

woordsoorten
Weet je het nog?
blw, olw, zn, bn, hww, zww, vz

Slide 16 - Slide

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
___________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quiz

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
_______
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 18 - Quiz

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 19 - Quiz

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
bepaald lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
onbepaald lidwoord
D
voorzetsel

Slide 20 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 22 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___
A
onbepaald lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bepaald lidwoord

Slide 24 - Quiz

Ik kijk steeds stiekem op mijn telefoon.
Kijk =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 25 - Quiz

Ik maak mijn huiswerk niet altijd.
maak =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 26 - Quiz

De docent heeft mijn telefoon afgepakt.
afgepakt =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 27 - Quiz

Door Wazzup heb ik niet goed voor mijn toetsen kunnen leren.
kunnen =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 28 - Quiz

Wat is het zelfstandige werkwoord in de zin:
Ik had mijn telefoon vandaag mee naar school moeten meenemen.

Slide 29 - Open question