Nationaliteiten

Bekijk de vragen en bijpasende antwoorden om iemand te ontmoeten

Me llamo...

Tengo ... años

Yo vivo en ...

Soy de ...

Nombre (naam)

Edad

(leeftijd)

Domicilio (woonplek)

Nacionalidad (afkomst)

Stel jezelf voor in het Spaans! Beantwoord de vraag: ¿Cómo te llamas?

Hoe vraag je aan iemand: "hoe oud ben je?" in het Spaans?

1. ¿dónde vives?
2. ¿tienes hermanos?
3. ¿qué te gusta?
4. ¿cuántos años tienes?

Hoe vraag je aan iemand: "waar woon je?"?

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos es tu cumpleaños?
3. ¿De dónde eres?
4. ¿Cómo te llamas?

Reageer op: "¡Hola! ¿Qué tal?"

¿Dónde vives?

¿De dónde eres?

¿Cuántos años tienes?

00:12

Hoeveel "besos"(kussen) geef je in Spanje?

1. 1
2. 2
3. 3
4. geen

00:23

De meiden zeggen hier: "encantada" en daarna "igualmente". Wat zou dat betekenen?

1. Hoe gaat het? --- Heel goed!
2. Ik zie je morgen--- Tot dan!
3. Leuk je te ontmoeten.---Eensgelijks!
4. Ik ga weer --- ik ook!

00:31

Hoe zeg je in het Spaans "en jij?"

1. ¿cómo?
2. ¿et toi?
3. ¿y tú?
4. ¿tú eres?

00:51

Ze nemen op 2 manieren afscheid. Schrijf er 1 op!

Wat gaan we doen?

• ¿Qué? Herhaling: De landen  en nationaliteiten in het Spaans.

• ¿Cómo? 

* Leer de landen en nationaleiten in groepjes met LessonUp.

* Druk op de vraagtekens voor meer uitleg. Help en overhoor elkaar.

* Juego: Welke groep weet de meeste goede antwoorden?

• ¿Tiempo? 10 minutos.

Vamos a escuchar

LA: página 20 ejercicio 3

¿Qué nacionalidad tienen?

¿Y tú? ¿De dónde eres? 

Soy de Holanda/Soy holandés/-a

Leerdoel: landen en nationaliteiten