2024_04_08: Thema 1 (1.1 t/m 1.3)

1.2 Zinnen maken
  • Ik kan zinnen maken met één werkwoord
  • Ik kan zinnen maken met twee werkwoorden

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1.2 Zinnen maken
  • Ik kan zinnen maken met één werkwoord
  • Ik kan zinnen maken met twee werkwoorden

Slide 1 - Slide

1.2 Zinnen maken
We kijken samen een video over 1.2 Zinnen maken

Slide 2 - Slide

  • De kinderen krijgen om 12 uur fruit in de kantine.

Slide 3 - Slide

  • De docent geeft elke dag een les in Leeuwarden.

Slide 4 - Slide

  • De kinderen maken vandaag een toets op school.

Slide 5 - Slide

1.2 Zinnen maken 
Je kunt een goede zin maken met deze volgorde:

Wie / wat + werkwoord + tijd + wie of wat + plaats. 

  1. De kinderen krijgen om 12 uur fruit in de kantine.
  2. De docent geeft elke dag een les in Leeuwarden.
  3. De kinderen maken vandaag een toets op school.

Slide 6 - Slide

1.2 Zinnen maken 
Maar: De zinnen zijn soms korter. 

Wie / wat + werkwoord + tijd:
  • Ik lees elke dag

Wie / wat + werkwoord + wie of wat:
  • Ik lees een boek. 

Wie / wat + werkwoord + plaats:
  • Ik lees op de bank.

Slide 7 - Slide

Malyka een koekje eet vandaag in de pauze.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Doet Luwam vandaag bij de Jumbo boodschappen.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Kadriye en Vahid kopen koffie op het station.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

De buurman in de tuin werkt de hele dag.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

De koeien geven elke dag melk op de boerderij.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Willy drinkt om 3 uur een kopje thee.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

1.2 Zinnen maken 
Antwoorden

  1. FoutMalyka een koekje eet vandaag in de pauze.
  2. FoutDoet Luwam vandaag bij de Jumbo boodschappen.
  3. GoedKadriye en Vahid kopen koffie op het station.
  4. FoutDe buurman in de tuin werkt de hele dag. 
  5. GoedDe koeien geven elke dag melk op de boerderij.
  6. GoedWilly drinkt om 3 uur een kopje thee.

Slide 14 - Slide

1.2 Zinnen maken
Opdracht: Zet de woorden in de goede volgorde​.

  1. om 15.30 uur / ga / naar huis / ik.​
  2. gaan / twee weken / naar België / wij / op vakantie.​
  3. gaat / op bezoek / zij / bij een vriend / vandaag.​
  4. groenten / kopen / jullie / straks / op de markt.​
  5. hij / vandaag / bij de dokter / heeft / een afspraak / om 10.00 uur.​
  6. naar Spanje / vanavond / vliegen / mijn ouders.

Klaar? Maak opdracht 16
timer
10:00

Slide 15 - Slide

1.2 Zinnen maken
Antwoorden

  1. Ik ga om 15.30 uur naar huis.
  2. Wij gaan twee weken op vakantie naar België.
  3. Zij gaat vandaag op bezoek bij een vriend.
  4. Jullie kopen straks groenten op de markt.​
  5. Hij heeft vandaag om 10.00 uur een afspraak bij de dokter.
  6. Mijn ouders vliegen vanavond naar Spanje.

Slide 16 - Slide

1.2 Zinnen maken 
Soms staan er twee werkwoorden in een zin. Het eerste werkwoord komt op de tweede plaats. Het tweede werkwoord komt op de laatste plaats.

Eén werkwoord:
Ik breng morgen mijn kat naar de dierenarts.

Twee werkwoorden:
Ik moet morgen mijn kat naar de dierenarts brengen.


Slide 17 - Slide

Wat zijn de werkwoorden?
Ik kan vandaag niet naar school komen.

A
kan en school
B
kan en niet
C
kan en komen
D
kan en ik

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?
Ik mag 's middags geen tv kijken.

A
mag en kijken
B
mag en geen
C
kijken en ik
D
geen en kijken

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?
Ik wil graag een afspraak maken.

A
wil en graag
B
wil en maken
C
graag en maken
D
wil en afspraak

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?
Ik ga vanavond voor vrienden koken.

A
ga en vrienden
B
ik en vrienden
C
voor en koken
D
ga en koken

Slide 21 - Quiz

Ik begrijp 1.1 en 1.2
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

1.2 Zinnen maken 
Opdracht: Opdracht: Maak goede zinnen bij de plaatjes.


  • Log in bij LessonUp. 
  • Kijk naar het plaatje. 
  • Maak samen een zin. 
  • Typ de zin via de telefoon.

 Wie / wat + werkwoord + wanneer + wat + waar

Slide 23 - Slide


De man ...
Wie / wat + werkwoord + wanneer + wat + waar. 

Slide 24 - Open question


Het meisje ...

Slide 25 - Open question


De jongens ...

Slide 26 - Open question


De opa en oma ...

Slide 27 - Open question


Pim en Suus ...

Slide 28 - Open question

1.3 Dit is mijn familie.
We kijken samen een video over 1.3 Dit is mijn familie.

Slide 29 - Slide

1.3 Dit is mijn familie.
Opdracht: Zoek op jouw telefoon naar een foto van jouw familie. Vertel aan je medecursist wie het zijn. Gebruik dit is / dit zijn of dat is / dat zijn.
timer
5:00

Slide 30 - Slide


Pauze

Slide 31 - Slide

Spreken en TaalCompleet tot 15.15
Groep 1: Sakina, Winta en Hadeel

Groep 2: Bakr en Ahmad

Slide 32 - Slide

Ik kan goede zinnen maken

0: nee, het is heel moeilijk
10: ja, het is heel makkelijk
-110

Slide 33 - Poll