*Beeldtaal

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-3

Beeldtaal

Lesdoelen

* Ken je de herkomst van emoji's en emoticons

* Ken je verschillende redenen waardoor mensen emoticons en emoji's verkeerd kunnen interpreteren.

* Ken je verschillende vormen van beeldtaal

Hoe zien de komende weken eruit?

Welke vormen van beeldtaal ken je?

Wat is een pictogram?

Wat is een logo?

Wat is een symbool?

Wat is een emoji?

Wat zijn jouw favoriete emoji's?
Noem er drie.

01:08

Door wie is de eerste emoji bedacht?

1. Japanse tekenaar
2. Japanse computerprogrammeur
3. Chinese computerprogrammeur
4. Japanse programmeur

01:27

Hoelang worden emoji's algebruikt?

1. In Nederland 20 jaar In Japan 10 jaar
2. In Nederland 10 jaar In China 20 jaar
3. In Nederland 10 jaar In Japan 20 jaar
4. In Nederland 20 jaar In Japan 5 jaar

02:02

Emoji is een Japans woord dat uit twee delen bestaat.
Wat betekent 'E'?

02:02

Emoji is een Japans woord dat uit twee delen bestaat.
Wat betekent 'moji'?

Drie soorten beeldtaal 

1. Illustratief

2. Functioneel

3. Schema's of tabellen

illustratief

Versterkt de boodschap, ondersteunt de tekst 

Weergave van de sfeer

Maakt tekst aantrekkelijker

 bijv. bij nieuwsartikelen

functioneel

vervangt tekst 

visuele weergave van de boodschap

door plaatje direct duidelijk

Stel, je zoekt een beeld bij een artikel over een voetbalwedstrijd. De titel is 'de spanning is om te snijden' Wat kies je dan?

1. een foto van een mes
2. een foto van een supporter die vol spanning kijkt
3. foto van hooligans die vechten met de ME
4. een cartoon

Waar gaat deze infographic over?

00:06

Hoeveel emoji's worden wereldwijd ongeveer per dag verstuurd?

1. 2 miljard emoji's
2. 800.000 emoji's
3. 6 miljard emoji's
4. 50 miljoen emoji's

00:59

😤
Wat betekent deze emoji in Manga?

01:37

Waarom is het logisch dat verschillende landen verschillende emoji's gebruiken?
Antwoord met een goede zin.

01:37

Waarom is het belangrijk om te weten dat emoji's in sommige landen iets anders betekenen?
Antwoord met een goede zin.

Opdracht

Blz. 102-103: Maak opdracht 1, 2 en 3