Lezen hoofdstuk 4

Tekstverbanden
verbanden tussen zinnen / alinea's
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekstverbanden
verbanden tussen zinnen / alinea's

Slide 1 - Slide

Deze les
- Startopdracht
- Lesdoel
- Uitleg
- Samen oefenen
- Zelfstandig oefenen
- Evaluatie

Slide 2 - Slide

Startopdracht
Maak de startopdracht op bladzijde 102 

In tweetallen

4 minuten
timer
4:00

Slide 3 - Slide

Doel
- Je weet wat een tekstverband is.

- Je weet wat signaalwoorden zijn.

- Je kunt de tekstverbanden chronologie, opsomming, tegenstelling, toelichting benoemen in een tekst.

Slide 4 - Slide

Theorie
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen weer een geheel, ze staan dus niet zomaar bij elkaar. Dat alles bij elkaar hoort, wordt gevormd door verbanden. Deze verbanden breien de alinea's aan elkaar. Hiervoor heb je verbindingswoorden nodig: ook wel signaalwoorden genoemd.

Slide 5 - Slide

Soorten verbanden
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden. Wij gaan het vandaag hebben over:

- chronologisch
- opsommend
- tegenstellend
- toelichtend

Slide 6 - Slide

Chronologisch
= volgorde van tijd

Slide 7 - Slide

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 8 - Slide

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden:

voordat, nadat, eerst,
daarna, vroeger, toen, later etc.

Slide 10 - Slide

Opsommend

Slide 11 - Slide

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 12 - Slide

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 13 - Slide

Signaalwoorden:


ook, verder, bovendien, en, maar ook, ten eerste, als laatste etc.

Slide 14 - Slide

TIP: Je kan er "punten" van maken


In haar vrije tijd doet zij:

- sport

- televisiekijken

- boeken lezen

Slide 15 - Slide

Tegenstelling

Slide 16 - Slide

tegenstelling - voorbeeld
Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 17 - Slide

tegenstelling - voorbeeld
Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 18 - Slide

Signaalwoorden:

maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds-anderzijds etc.

Slide 19 - Slide

Toelichtend

Slide 20 - Slide

toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous

Slide 21 - Slide

toelichtend - voorbeeld
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous

Slide 22 - Slide

Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zo, als, denk aan, neem nou

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Even oefenen

Slide 25 - Slide

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Chronologisch
C
Opsomming
D
Toelichtend

Slide 26 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Toelichting
C
Opsomming
D
Chronologie

Slide 27 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Marco is een natuurtalent in balsporten, zoals voetbal.
A
Tegenstelling
B
Toelichting
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde

Slide 28 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Chronologie
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Opsomming

Slide 29 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zinnen?

Veel modern voedsel bevat stoffen die slecht zijn voor de gezondheid. Ze kunnen bijvoorbeeld obesitas veroorzaken.

A
Chronologie
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Opsomming

Slide 30 - Quiz

Voorkennis 
- Wie gaat er wel eens naar de kermis?
- Wat is jouw favoriete attractie?

Slide 31 - Slide

Wat ga je doen?
Maak opdracht 1 op bladzijde 103 van je boek.
10 minuten in stilte
geen vragen
Kom je er niet uit? Lees de theorie nog eens door op bladzijde 102.
Nog steeds te lastig? Sla de vraag over en ga verder met de volgende.


Klaar?
Maak een start aan opdracht 2
timer
10:00

Slide 32 - Slide

Evaluatie

Slide 33 - Slide

Wat is het verschil tussen een chronologisch verband en een tegenstellend verband?

Slide 34 - Open question

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 35 - Open question

Wat is aan de tekstverbanden nog lastig?

Slide 36 - Open question