M3: lezen herhaling H1-H2

Lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen

Slide 1 - Slide

Planning
Kwartier lezen
Leesvaardigheid H1-H2
Leesbegrippen
Test jezelf

TOETS: in de toetsweek
BOEKOPDRACHT: 16 april

Slide 2 - Slide

Lezen
Boekopdracht inleveren: 16 april
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Wat is de kernzin van een alinea?

Slide 4 - Open question

Opbouw tekst.
Wat is het verschil tussen een tweedeling en een driedeling?

Slide 5 - Open question

Welke tekstdoelen zijn er? Noem er 4

Slide 6 - Open question

Tekstsoorten
- Informatieve tekst: objectief. Feiten en gebeurtenissen
- Betogende  tekst: subjectief. Doel is lezer overtuigen d.m.v. argumenten (betoog, klachtenbrief, recensie)
- Activerende tekst (advertentie, oproep)
- Amuserende tekst
- Expressieve tekst (gedicht, brief)

Slide 7 - Slide

Dus de tekstdoelen
- Informeren
- Overtuigen
- Overhalen/activeren
- Instrueren
- Amuseren
- Emotioneren

Slide 8 - Slide

Wat is het doel van een recept?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overhalen/activeren
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Wat is het
doel van deze poster?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen/activeren
D
Emotioneren

Slide 10 - Quiz

Met een overtuigende tekst wil je....?
A
Jouw mening duidelijk maken
B
Iemand overhalen iets te doen
C
Iemand uitnodigen
D
Iemand informeren

Slide 11 - Quiz

Een informatieve tekst bestaat vaak alleen uit een inleiding en een kern.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Kernzin
Dit is de belangrijkste zin van de alinea. De andere zinnen staan in dienst van deze zin. Vaak de 1e zin van de alinea 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Tekstverbanden. In een examen wordt vaak gevraagd naar tekstverbanden
A
Tussen woorden
B
Tussen zinnen
C
Tussen alinea's
D
Wisselend

Slide 15 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 16 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
terwijl
B
daarna
C
toch
D
mits

Slide 17 - Quiz

Omdat ze goed geleerd had, heeft ze nu een mooi cijfer
A
oorzaak - gevolg
B
redengevend
C
doel - middel
D
concluderend

Slide 18 - Quiz

Indeling tekst
Tweedeling:
alleen een inleiding en een kern (vaak bij informatieve teksten)

Driedeling:
als er ook een slot bij zit

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Maak online test jezelf: 
1.3 + 2.3 

Slide 20 - Slide