Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je leesboek er vast bij.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je leesboek er vast bij.
Slide 1 - Slide
Deze les
- Stil lezen
- Lesdoelen
- Terugblik op het huiswerk
- Uitleg Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
- Oefening
- Aan de slag
Slide 2 - Slide
Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.
Boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
- Ik kan een zakelijke tekst lezen en begrijpen.
- Ik kan vragen bij een zakelijke tekst beantwoorden.
- Ik kan het tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend verband herkennen.
Slide 4 - Slide
Start §4
Slide 5 - Slide
Lezen §4: Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.
Die samenhang is een tekstverband.
Door te letten op verbanden in de tekst, kun je een tekst beter begrijpen.
Je kunt de verbanden herkennen aan signaalwoorden.
Slide 6 - Slide
Lezen §4: Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstelling: laat tegengestelde zaken zien. O.a. aan de ene kant ... aan de andere kant, tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch.
Slide 7 - Slide
Lezen §4: Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologie: geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan. O.a. daarna, dan eerst, later, straks, nadat, nu, terwijl, morgen. Ook jaartallen en data horen hierbij!
Slide 8 - Slide
Lezen §4: Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsomming: bepaalde zaken worden achter elkaar
geschreven (bij elkaar opgeteld). O.a. bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, ook, ten eerste, verder, vervolgens.
Ook liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) en 'dots' (*).
Slide 9 - Slide
Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichting: geeft extra informatie bij iets, vaak in de vorm van een voorbeeld. O.a. als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals.
Slide 10 - Slide
Oefening
Zoek in de volgende zinnen het signaalwoord. Bepaal vervolgens met welk tekstverband je te maken hebt.
Slide 11 - Slide
Myra's broertje is goed in verdedigingssporten zoals aikido.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
opsommend verband
D
toelichtend verband
Slide 12 - Quiz
Volgens de docent zijn de wiskundeopgaven moeilijk, maar ze gaan me eigenlijk best goed af.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 13 - Quiz
Op zaterdag gaat Robin eerst voetballen, daarna spreekt hij met zijn vrienden af op de skatebaan.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 14 - Quiz
Als je een cake wilt bakken, heb je onder meer boter, bloem en eieren nodig.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
opsommend verband
Slide 15 - Quiz
Je kunt dus wel stellen dat we veel geleerd hebben tijdens de geschiedenisles.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
opsommend verband
Slide 16 - Quiz
Ik kan tekstverbanden herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃
Slide 17 - Poll
Aan de slag!
Samen lezen tekst 1: Stormloop bij pizza-automaat.
Maak Nieuw Nederlands Online > Cursus 1: Meer dan lezen >
§2 Tekstverbanden en signaalwoorden > Opdracht 1.
Deze opdracht is huiswerk voor dinsdag 23 januari.