Dit zijn voorbeelden van STERKE werkwoorden, hier hoef je dus niets met 'd' of 't' te doen
Slide 5 - Slide
De stam eindigt op -d of -t
Slide 6 - Slide
Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef.
Is het de persoonsvorm?
Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.
Nee » maak het woord langer.
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Luc heeft zijn voorsprong op allerlei manieren ___________.
verdedigt
verdedigd
Slide 7 - Drag question
Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef.
Is het de persoonsvorm?
Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.
Nee » maak het woord langer.
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Wie _____________ eigenlijk de opstelling van het team?
bepaalt
bepaald
Slide 8 - Drag question
-t
-d
docen...
gefeliciteer...
recen...
olifan...
bestan...
wedstrij...
boksgevech...
hel...
Slide 9 - Drag question
d
t
gewandel...
gedraai..
gefop...
gefotografeer...
gelas... (van lassen)
Slide 10 - Drag question
Werkwoordspelling moeilijk? Ben je mal! Je volgt gewoon het stroomschema. Je begint altijd met het beoordelen of het werkwoord een [ ] is. Daarna kijk je naar de [ ] van de zin.
De [ ] van het werkwoord vind je door -en weg te halen.
Je gebruikt de regel van [ ] in de
[ ] tijd. Eindigt de stam op een van die medeklinkers? Dan voeg je [ ] toe.
Bij het voltooid deelwoord kun je [ ] ook gebruiken. Je weet dan of de laatste letter een
[ ] is.
De infinitief is een onafhankelijk werkwoord; De vorm is niet afhankelijk van hoeveelheid of tijd. Dit is altijd het [ ].
persoonsvorm
tijd
stam
't ex-kofschip
tegenwoordige
verleden
+te
+de
d of t
lang
hele werkwoord
Slide 11 - Drag question
Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef.
Is het de persoonsvorm?
Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.
Nee » maak het woord langer.
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Tijdens de Landmachtdagen heeft Flinn een tank _____________.
bestuurt
bestuurd
Slide 12 - Drag question
Let op!
Dit is een samengestelde zin, dus er zijn twee persoonsvormen.
Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef.
Is het de persoonsvorm?
Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.
Nee » maak het woord langer.
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Omdat de aarde opwarmt, _____________ het klimaat in Nederland.
verandert
veranderd
Slide 13 - Drag question
Opdracht 2 blz. 61
-t
-d
vrien...
gereis...
verander...
gespeel...
geverf...
geslaag...
ingeslik...
berei...
Slide 14 - Drag question
Met een -d
Met een -t
Met -dt
hij ... (fietsen)
... jij (vinden)
zij ... (voelen)
hij ... (worden)
jij ... (zwemmen)
ik ... (worden)
... zij (vinden)
Slide 15 - Drag question
t
t
d
d
Er gebeur... iets aan de overkant
Er is iets aan de overkantgebeur...
Weet jij wat er aan de overkantgebeur...
Slide 16 - Drag question
PVTT
PVVT zwak
VD
BN
OD
INF
GW
PVVT sterk
ik-vorm, ik-vorm+t of hele ww
Kijk in 't ex-kofschip of het +d of + t moet zijn
Infinitief + d
hele ww, geen pv
bevel, ik-vorm
Kijk in ‘t ex-kofschip of het +-de(n) of +-te(n) moet zijn
klankverandering
zo kort mogelijk, zegt iets over zn
Slide 17 - Drag question
T
D
Ik heb beloof?
Welke tip gebruik je: Langer maken of 't KOFSCHIP
Sleep het naar de juiste letter.
Ik heb gebouw?
Ik heb geblus?
Ik heb geblus?
Slide 18 - Drag question
Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 19 - Quiz
Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 20 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.
Slide 21 - Quiz
werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 22 - Quiz
werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 23 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 24 - Quiz
Huiswerk voor ma 2 okt
Leer de theorie van blz. 44 t/m 48
Oefen de zinsdelen van grammatica
Je weet hoe je 't x-Kofschip moet gebruiken bij spelling