Formuleren-3

1 / 18
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Slide

LESDOEL

> JE KUNT DE JUISTE VERWIJSWOORDEN PLAATSEN 
> JE KUNT CONGRUENTIEFOUTEN HERKENNEN EN VERBETEREN

>JE KUNT DAT/ALS-CONSTRUCTIES HERKENNEN EN VERBETEREN
> JE KENT DE REGELS VAN DE FOUTIEVE SAMENTREKKING 



Slide 3 - Slide

Formuleren - 17 maart TOETS
31. Ontleden 
2. Dubbelop fouten 
3. Fouten met verwijswoorden
4. Incongruentie
5. Dat/Als-constructie
 6. Foutieve samentrekking
7. Foutieve beknopte bijzin
8. Onjuist begrenzen 


Slide 4 - Slide

Checken of jullie de opdrachten  hebben gemaakt

1. Pak je telefoon 
2. Doe mee op LessonUp
3. Paar seconden de tijd om te antwoorden


Slide 5 - Slide

Het oppermachtige plan voor de schaatswedstrijd ...... Jutta Leerdam had bedacht is perfect uitgevoerd.
Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord 'dat' als je verwijst naar een het-woord. Gebruik het verwijswoord 'wat' als je verwijst naar 
- een overtreffende trap (het beste, het mooiste)
- een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige)
- een hele zin 
A
wat
B
dat

Slide 6 - Quiz

Het beste ...... schaatster Antoinette Rijpma-de Jong kon overkomen was goud op de 1500 meter.
Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord 'dat' als je verwijst naar een het-woord. Gebruik het verwijswoord 'wat' als je verwijst naar 
- een overtreffende trap (het beste, het mooiste)
- een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige)
- een hele zin 
A
wat
B
dat

Slide 7 - Quiz

16-jarigen moet ook kunnen stemmen: de impact van de verkiezingen is voor ...... enorm.
Hen of hun?
-Gebruik hen wanneer het lijdend voorwerp is (lv) Ik geef het boek aan hen. 
-Gebruik hen na een voorzetsel - Hij is verliefd op hen 
-Gebruik hun als het meewerkend voorwerp is en er géén voorzetsel voor staat.   Ik geef hun een cadeau
- Gebruik hun nooit als onderwerp. 

A
hun
B
hen

Slide 8 - Quiz

Goed of fout?

Hun vinden dat menstruatieproducten gratis verkrijgbaar moeten zijn op scholen.
Zij of hun?
'hun' kan nooit onderwerp zijn.
Het is 'zij'.
A
Fout. Het is --> Zij vinden
B
Goed. Het is --> Hun vinden

Slide 9 - Quiz

Goed of fout?

De media schrijft bijzonder uitgebreid over WIDM.
Incongruentie
Media = meervoud. 
Bij een meervoudige onderwerp moet een meervoudige persoonsvorm. Hier is sprake van incongruentie.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Goed of fout:
Zowel de regering als de oppositie zijn van mening dat er strengere regels moeten komen voor belastingontduiking
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Dat/als-constructie

Slide 12 - Slide

Dat/als-constructie
Een bijzin van voorwaarde begint vaak met als of wanneer. Je kunt zo'n voorwaarde dan het beste achteraan de zin zetten. Doe je dat niet, dan ontstaat er een dat/als-constructie. 

Daarom vind ik dat als films schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld, ze niet voor tien uur 's avonds moeten worden uitgezonden. 

Slide 13 - Slide

Juiste zin:
Daarom vind ik dat films niet voor tien uur 's avonds moeten worden uitgezonden, als ze schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld. 

Slide 14 - Slide

Foutieve samentrekking
In zinnen kunnen woorden twee keer voorkomen 
Het feest duurde lang en het feest was erg gezellig. 

Soms kun je die woorden de tweede keer weglaten.
Het feest duurde lang en was erg gezellig.
Dat heet een samentrekking



Slide 15 - Slide

Voorwaarden samentrekking
(1) Het feest duurde lang en (2) het feest was erg gezellig

Dezelfde functie: In beide zinnen is het feest het onderwerp
Dezelfde betekenis: het feest heeft dezelfde betekenis
Hetzelfde getalhet feest heeft hetzelfde getal

Slide 16 - Slide

Foutieve samentrekking -getal
Foutieve samentrekking betekenis
Foutieve samentrekking gram. functie
Jerry keek naar een hond en daardoor niet uit bij het oversteken. 
Marcel heeft zijn vriendin gefeliciteerd en een cadeau gegeven.
Paul is ziek en naar huis gegaan.

Slide 17 - Drag question

Maken

Dat/als constructie (bladzijde 219)
+ Foutieve samentrekking (bladzijde 220-221)
opdrachten: 12,13

Slide 18 - Slide