This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Verwijswoorden
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Je leert verwijswoorden op een goede manier gebruiken.
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen?
- Bespreken huiswerk
- Uitleg en oefenen
- Aan de slag
- Vragen
Slide 3 - Slide
Terugblik
Huiswerk bespreken
Huiswerk bespreken
Cursus 5 §1 t/m §3
Slide 4 - Slide
Onze boot is gerepareerd. De boot was stuk. De boot brachten we naar een goede garage. Bij de garage hebben ze de boot erg netjes gemaakt. De boot zinkt nu niet meer naar de bodem. We kunnen nu weer met onze boot varen.
Slide 5 - Slide
Wat valt je op aan deze tekst?
Slide 6 - Open question
Wat is het verschil?
Michelle is blij. Michelle heeft 8 euro verdiend.
Michelle is blij. Ze heeft 8 euro verdiend.
Michelle is blij, want ze heeft 8 euro verdiend.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
00:26
Hoevaak hoorde je chimpansee?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 9 - Quiz
01:20
Een verwijswoord staat dus ....
A
aan het begin van de zelfde zin
B
direct voor het woord
C
na het woord
D
pas in de volgende zin
Slide 10 - Quiz
Verwijswoorden
het-woorden
onzijdig
het, zijn
dat, dit
de-woorden
mannelijk
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk
zij, ze, haar
die, deze
meervoud
zij, ze, hun
die, deze
Slide 11 - Slide
Rotterdam heeft ...... grote drugsprobleem nog niet opgelost.
Slide 12 - Slide
Het schilderij 'De Nachtwacht' zal ...... plaats in het Rijksmuseum wel behouden
Slide 13 - Slide
Als je oud meubilair kwijt wilt, moet je ...... bij het grof vuil zetten
Slide 14 - Slide
Waar laten we die dozen met oude rommel? We zullen ...... maar op zolder zetten.
Slide 15 - Slide
Aan de slag!
Wat? NN cursus 6 formuleren §2 en §3 maken met minimaal 50% goed per onderdeel
Hoe? Via Nieuw Nederlands online
Tijd? 30/40 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs.
Klaar? Nieuwsbegrip
Slide 16 - Slide
Ik kan de verschillende verwijswoorden op een goede manier gebruiken