W21 V2

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

¿Qué vamos a hacer hoy?

Semana 21 clase 1

• Bienvenida - 5 min
• Quizlet - 10 min
• Repaso - 30 min
• Bron I - 30 min

Doel: Aan het eind van deze les:

• ken je de kloktijden in het Spaans
• ken de ontkenning in het Spaans

¡Bienvenidos a la clase de Español!

Hoy es _______, ____________ de__________

P3/P4

Week 12: luistervaardigheid

Week 19: PO +Mondeling

Week 25/26: Methode toets + Schrijfvaardigheid                             = twee keer per week les

QUIZLET 

Oefen de voca via quizlet

H4: Link

Geen verbinding

Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij

Je schrijft de woordjes over in je schrift

wb pág 31

Repaso

Bron F - El horario

Es la una 

Son las dos / tres / cuatro etc 

Son las ocho y cuarto

Son las ocho y media

Son las nueve menos cuarto

¿Qué hora es?

1. Son las nueve y cuarto
2. Son las diez y cuarto
3. Son las nueve y quince
4. Son las diez menos cuarto

¿Qué hora es?

1. Son las dos y quince
2. Son las tres menos quince
3. Son las tres menos cuarto
4. Son las tres y media

¿Qué hora es?
13:30

La hora

Groep 1: Extra uitleg van de docent 
Groep 2: Zelfstandig werken

• La hora profedele
• La hora spanishunicorn

Bron F TB pg 38

Doel: een lesrooster lezen en kunnen zeggen hoe laat het is

TB pg 38

Wb pg 17 t/m 19

ej 18 t/m 21

ej 20 Escuchar = samen

klaar? la hora + Voca 4.1 t/m 4.4 (WB)

Capítulo 4: ¡Vamos al instituto!

1. Grammática: 

Negación (Ontkenning)

TB pág 40

Wat is een ontkenning?

No, nada, nadie, nunca

Plaats in de zin

Is de zin ontkennend?
Me gusta ir al instituto

1. juist
2. onjuist

Is de zin ontkennend?
no voy al instituto en bici

1. juist
2. onjuist

Is de zin ontkennend?
La asignatura no es aburrida

1. juist
2. onjuist

¿Qué es una negación?

De docent is nergens te bekennen.

Ze is niet in de klas vandaag. 

Maar er is geen uitval.

Dit gebeurt nooit.

Niemand had dit kunnen weten.

Ik heb op het bord wat voorbeelden van ontkenningen in het Nederlands geformuleerd. 

De ontkenning binnen de zin heb ik met rood aangegeven.

No tengo hermanos 

No vivo en Amsterdam

¡No!, no hablo español

Paula no come nada 

No hay nadie en casa

No voy nunca al cine

Geen 

Niet

Nee

Niets

Niemand

Nooit

1. Plaats in de zin

Ali no come nada - Ali eet niets

¡Profe!,  no Marijn hace nada - Juf, Marijn doet niets!

No hay nadie en casa - Er is niemand thuis 

No habla nadie durante la clase - Niemand praat tijdens de les

No voy nunca al cine - Ik ga nooit naar de bioscoop

No miento nunca - Ik lieg nooit

Wat valt jullie op. 

Wat is het verschil tussen het Spaans en het Nederlands?

Dubbele ontkenning! (schrijft op bord)

2. Plaats in de zin

No tengo hambre

La profesora no explica nada 

No habla nadie durante la clase 

No voy nunca al cine 

LET OP de persoonsvorm!

Wat valt jullie op.

Waar staat no in de zin? voor de persoonsvorm

Waar staan nada, nadien en nunca in de zin? na de persoonsvorm

3. Plaats: Uitzondering

Marco nunca baila conmigo

Juan nunca duerme temprano

Pablo nunca hace sus deberes

Nadie tiene mi cuaderno

Nadie juega League of legends 

A nadie le gusta el 'lock-down'

 

We zien hier dat nunca en nadie gebruikt kunnen worden zonder no. Dan komen ze echter wel voor de persoonsvorm te staan.

Welke zin is ontkennend?

1. Me gusta ir a la escuela
2. El supermercado está cerca de mi casa
3. No tengo que hacer mis deberes
4. Cada día voy a la escuela a pie

En nuestra escuela no tenemos que llevar uniforme

No voy nunca en autobús

Siempre tengo un montón de deberes

No hay nadie en el comedor

Sí, es una negación

Sí, es una negación

No, no es una negación

Sí, es una negación

Ontkennend

TB pág 40

Tb pág 59 : Woordvolgorde

Wb pág 23 + 24

ej 25 t/m 27

Maak ontkennend:

1. Quiero bailar mucho.

2. Mañana es martes.

3. Son las cuatro y diez

Maak ontkennend:

1. Quiero bailar mucho.                       --> No quiero bailar mucho.

2. Mañana es martes.                         --> Mañana no es martes.

3. Son las cuatro y diez                      --> No son las cuatro y diez.

Blooket

Ga naar: Blooket.com/play

¿Qué vamos a hacer hoy?

Semana 21 clase 2

• Bienvenida - 5 min
• Repaso - 15 min
• Bron H - 40 min
• La canción - 15 min

Doel: Aan het eind van deze les:

• ken ik de kloktijden in het Spaans
• heb ik een tekst kunnen lezen
• heb ik met een lied kunnen oefenen

Repaso

Bron F libro de texto

Hoe laat het is?

Stipt, kwart over, half en kwart voor 

cuatro y media

cuatro (en punto)

cinco menos quince

cuatro y quince

Hoe vraag je in het Spaans: Hoe laat is het?

¿Qué hora es?

Son las cuatro y media. 

Son las tres (en punto).

Son las seis y diez. 

Son las ocho menos veinticinco.

Hoe zeg je in het Spaans: Het is 1 uur.

1. Es la una.
2. Son la una.
3. Son las unas.

Hoe zeg je in het Spaans: Het is 9 uur.

Hoe zeg je in het Spaans: Het is half 7

Bron H -¿Qué tal el instituto? (1.55)

TB pág 39 - bron H

TB Blz 39

WB blz 20/21

Samen lezen

• Met welke leerling voel je het meest identificeert?

Ejercicio 23 - Individual

TB Blz 39

WB blz 21/22

Ejercicio 24 - Individual

TB Blz 39

WB blz 21/22

aprenderespanol.org

EXIT TICKET:

1. Noem één ding dat je makkelijk vond in deze les.

2. Noem één ding dat je moeilijk vond en noem hoe je het gaat aanpakken.