This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Einchecken und den Weg zeigen
Slide 1 - Slide
Vorwissen
menti.com
Slide 2 - Slide
Was werden wir heute machen?
- Quiz
- Hörverstehen
- Dialog
- Abschluss
Slide 3 - Slide
Lernziele
- De leerling kan aan het einde van de les iemand inchecken.
- De leerling kan aan het einde van de les iemand de weg wijzen.
Slide 4 - Slide
Quiz
joinmyquiz.com
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
00:30
Hoeveel nachten blijft de gast?
A
5
B
1
C
3
D
2
Slide 7 - Quiz
00:49
Wat heeft de receptioniste nodig van de gast? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Visitekaart
B
Handtekening
C
Adres
D
ID kaart
Slide 8 - Quiz
01:22
Wat vroeg de receptioniste aan de gast?
A
Of ze het ontbijt morgen wil.
B
Of ze een informatieboekje wil.
C
Of ze morgen wil uitchecken.
D
Of ze de krant morgen wil.
Slide 9 - Quiz
01:56
Welke tram moet de gast nemen volgen de receptioniste?
Slide 10 - Open question
02:12
Wanneer wil de receptioniste de gast het Business Center laten zien?
A
Als ze internet nodig heeft.
B
Als ze wat wil afdrukken.
C
Als ze met iemand wil telefoneren
D
Wanneer ze het wifi wachtwoord vergeten is.
Slide 11 - Quiz
Dialog
- Oefen het inchecken en de weg wijzen in tweetallen.
- De een is de gast de ander checkt de gast in, wissel daarna van rol.
- Op de volgende slide staan 4 situaties elk tweetal kiest er 2.
- Tijd over? Kies dan nog 1 situatie extra.
Slide 12 - Slide
1. De gast is na een lange reis aangekomen in het hotel, hij vraagt naar en restaurant in de buurt. Vertel hem/haar dat hij/zij als je het hotel uitloopt, naar rechts moet. Dan bij het verkeerslicht naar links. Vervolgens alsmaar rechtdoor. De gast vraagt vervolgens of hij/zij vooraf moet reserveren. De receptionist geeft hierop antwoord.
2. De gast vraagt hoe laat het ontbijt begint en waar hij/zij de ontbijtzaal kan vinden. De receptionist verteld dat het ontbijt 7:30 begint. Ook verteld hij dat de gast de ontbijt zaal vind als hij bij de toiletten naar links gaat en daarna direct naar rechts. De gast bedankt de receptionist vriendelijk.
3. Een gast wil 4 dagen in het hotel verblijven. De receptionist vraagt wat voor kamer hij/zij wil. De gast wil een tweepersoonskamer en 's ochtends een ontbijt. De receptionist vraagt of hij/zij het ontbijt op zijn kamer wil ontvangen. Deze vraag wordt beantwoord. De receptionist zegt dat de gast kamernummer 367 heeft.
4. Een gast vraagt hoeveel een nacht in een eenpersoonskamer kost. De receptionist verteld hem/haar dat de kamer 73 euro per nacht kost. De gast vraagt of de prijs inclusief ontbijt is. De receptionist antwoordt. De gast vraagt of hij 2 nachten in het hotel kan verblijven. De receptionist stemt toe en geeft hem/haar kamer 125.