To be + to have got lj 1

Werkwoorden (verbs)

2 verschillende soorten werkwoorden:

1 - Regelmatige werkwoorden 
(Worden altijd op dezelfde manier vervoegd)

2- Onregelmatige werkwoorden
(Worden niet via een vast patroon vervoegd)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden (verbs)

2 verschillende soorten werkwoorden:

1 - Regelmatige werkwoorden 
(Worden altijd op dezelfde manier vervoegd)

2- Onregelmatige werkwoorden
(Worden niet via een vast patroon vervoegd)

Slide 1 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Volgen hetzelfde patroon, denk aan de SHIT regel
I walk                 we walk
you walk            you walk
SHIT walk     they walk

Slide 2 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Volgen niet hetzelfde patroon

Vandaag beginnen we met de werkwoorden
zijn (TO BE)
hebben (TO HAVE GOT)

Slide 3 - Slide

zijn (TO BE):

I am 
you are
SHIT is
we are
you are
they are
Samentrekkingen:

I'm
you're
she's/he's/it's
we're
you're
they're

Slide 4 - Slide

Ik ben een tiener

Slide 5 - Open question

Zij is mijn zus

Slide 6 - Open question

Mijn ouders zijn in Vleuten

Slide 7 - Open question

Mijn broer en zijn vriend zijn aardig

Slide 8 - Open question

Vragen:
Vragen maken: Zet het werkwoord vooraan de zin:

Is your sister sweet?
Are your friends in town?
Are they coming to the party?
Am I done with my homework?

Slide 9 - Slide

Ontkenningen
Hoe maak je een ontkennende/negatieve zin?
Gebruik het woordje "not". Samentrekken mag!

I'm not going to play tennis this week
She's not invited to the party
My teachers are not nice.
They aren't mean either

Slide 10 - Slide

Ben jij mijn nicht?

Slide 11 - Open question

Is hij op school?

Slide 12 - Open question

Nee, hij is niet op school

Slide 13 - Open question

Mijn katten zijn niet aan het slapen (asleep)

Slide 14 - Open question

hebben (TO HAVE GOT):

I have got 
you have got
SHIT has got
we have got
you have got
they have got
Samentrekkingen:

I've got
you've got
she's/he's/it's got
we've got
you've got
they've got

Slide 15 - Slide

Ik heb een auto

Slide 16 - Open question

Mijn broers hebben een huis

Slide 17 - Open question

Jullie hebben twee honden

Slide 18 - Open question

Vragen:
Vragen maken: Zet het werkwoord vooraan de zin:

Has your sister got a boyfriend?
Have your friends got a new house?
Have they got some good ideas?

Slide 19 - Slide

Ontkenningen
Hoe maak je een ontkennende/negatieve zin?
Gebruik het woordje "not". Samentrekken mag!

I haven't got a single euro.
She hasn't got blond hair.
My teachers haven't got any friends.
We haven't got any free time

Slide 20 - Slide

Wij hebben geen melk

Slide 21 - Open question

Mijn zussen hebben geen vakantie

Slide 22 - Open question

Ik heb geen laptop

Slide 23 - Open question

Vul het juiste werkwoord in:
(Ik ben) not a doctor
A
I'm
B
I have got

Slide 24 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
(is) Sophia you little sister?
A
Is
B
Are

Slide 25 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
No, (zij is niet) my sister
A
she isn't
B
she hasn't got

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
(Heb) ..... you ..... your own computer?
A
Have you got
B
Has you got

Slide 27 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
We (hebben geen) time left
A
hasn't got
B
haven't got

Slide 28 - Quiz