Schrijfexamen1

Nederlands
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Examen Schrijven 04-06
nog 2 lessen om te oefenen

Slide 2 - Slide

Tekstsoorten
  • Memo
  • E-mail
  • Instructie
  • Verslag
  • Formulier
  • Notitie
  • Advertentie




Slide 3 - Slide

Memo
???




Slide 4 - Slide

Memo
Kort briefje waarmee je snel iets doorgeeft aan iemand.
Informatie moet feitelijk, beknopt en volledig zijn:
  • Wat
  • Wanneer
  • Waar
  • Wie
  • Waarom




Slide 5 - Slide

Instructie
?????

Slide 6 - Slide

Instructie
Hiermee leg je uit hoe iets werkt of hoe je iets moet doen:
  • duidelijke titel
  • geef uitleg in stappen
  • schrijf bij elke stap het resultaat
  • gebruik nummers of dots per stap
  • gebruik afbeeldingen als het kan

Slide 7 - Slide

Formulier
?????

Slide 8 - Slide

Formulier
Vul alle verplichte velden in!
✔️ Lees goed wat er gevraagd wordt
✔️ Beantwoord alle vragen (sla niets over)
✔️ Antwoord kort en duidelijk
✔️ Schrijf netjes en zonder taalfouten
✔️ Volg het voorbeeld (als dat erbij staat)

📌 Tip: Antwoord alleen wat nodig is – niet te lang, niet te kort.

Slide 9 - Slide

Wat is belangrijk bij het schrijven van een formele tekst?

Slide 10 - Mind map

Formele tekst
  • Aanhef: Geachte heer/mevrouw,
  • Interpunctie: Gebruik hoofdletters, punten en komma’s correct
  • Alinea’s: Scheid alinea’s met witregels
  • Taalgebruik: Gebruik ‘u’, niet ‘jij/je’
  • Afsluiting: Met vriendelijke groet, (gebruik geen afkortingen)

📌 Tip: Houd de stijl netjes en zakelijk.

Slide 11 - Slide

In een e-mail naar een onbekende maak je gebruik van de volgende aanhef
A
Beste
B
Goedendag
C
Geachte
D
Heee

Slide 12 - Quiz

Doel van een uitnodiging
A
Overtuigen/overhalen
B
Informeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 13 - Quiz

Wat doe je om een tekst goed leesbaar te maken?

Slide 14 - Open question

Waar wil je de aankomende 2 lessen aandacht aan besteden? Wat wil je leren?

Slide 15 - Open question

Hoe maak je een tekst goed leesbaar?
  • Gebruik alinea’s – nieuwe gedachte = nieuwe alinea
  • Schrijf korte, duidelijke zinnen
  • Gebruik verbindingswoorden – zoals maar, omdat, daarna
  • Let op hoofdletters en leestekens
  • Gebruik duidelijke woorden

📌 Tip: Lees je tekst na :)

Slide 16 - Slide

Weet je wat er van jou verwacht wordt tijdens het examen?
A
Ja
B
Nee
C
Ik heb nog vragen

Slide 17 - Quiz

Heb je behoefte aan extra oefeningen?

(Ja, stuur een formele e-mail naar n.cinar@tcrmbo.nl)
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

EXAMEN!

Te laat = geen examen
Geen examen = nog maar 1 kans!!
NEEM  JE ID EN SCHOOLPAS MEE

Slide 19 - Slide

Extra

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • ken ik de beoordelingspunten van het schrijfexamen

Slide 21 - Slide

Instellingsexamen Schrijven 2F
  • Kom op tijd! ID kaart
  • Uitnodiging via de schoolmail
  • Hoofdtelefoon, pen en papier, woordenboeken 
  • Tijd: 60 minuten
  • Uitslag, herkansing

Slide 22 - Slide

Kenmerken van het examen
  • 2/3 schrijfopdrachten
  • brief, e-mail, verslag, formulier, kort bericht
  • Voorbeelden: e-mail vriend mening opleiding, formulier aanmelding open dag bedrijf, brief bedrijf stage lopen, bericht sportdag aan studenten en docenten
  • Opdrachten: 2 leuke en 2 minder leuke dingen, 2 redenen open dag, informatie praktische zaken 

Slide 23 - Slide

Beoordeling
  • Precondities:  Nederlands, leesbaar, 80% inhoud
  1. Samenhang
  2. Afstemming op doel
  3. Afstemming op publiek
  4. Woordenschat en woordgebruik
  5. Spelling, leestekens en grammatica
  6. Leesbaarheid

Slide 24 - Slide

1. Samenhang (structuur)
  • Opbouw: inleiding, kern (middenstuk), slot
  • verwijswoorden, signaalwoorden
  •  alinea's

Slide 25 - Slide

2. Afstemming op doel (inhoud)
  • Doel: informeren, instrueren of overtuigen
  • Let op! feiten, instructie of mening
  • Gebruik niet alles door elkaar 

Slide 26 - Slide

3. Afstemming op publiek
  • Stemt woordgebruik af op publiek
  • Stemt toon af op publiek 

Slide 27 - Slide

4. Woordenschat 
  • Varieert het woordgebruik
  • Niet steeds dezelfde woorden 
  • Voorzetsels correct

Slide 28 - Slide

5. Spelling, leestekens, grammatica

  • Goede zinnen, niet lang
  • Leestekens, hoofdletters, punten, uitroepteken, vraagteken
  • Spelling woorden goed, paar foutjes

Slide 29 - Slide

6. Leesbaarheid (structuur)
  • Titel, tekstkopjes 
  • Brief/ e-mail: juiste aanhef bovenaan, onderaan groet en naam

Slide 30 - Slide

Oefen opdracht
Je schrijft een verslag over je stage. In je verslag schrijf je:
  • waar je stage loopt;
  • wat je doet op stage (2 werkzaamheden);
  • wat je leuk vindt op stage (1 leuke kant)
  • wat je minder leuk vindt op stage (1 minder leuke kant)
    Inleiding, middenstuk, slot. Titel en je eigen naam

Slide 31 - Slide

Oefenopdracht 2
Schrijf een (kort) betoog van ongeveer 150 woorden waarin je stelling neemt over het onderwerp: “De alcoholgrens moet weer verlaagd worden naar 16 jaar”

Het doel is dat je jouw mening geeft, vóór of tegen de stelling, en hierbij gebruikt maakt van 2 argumenten vóór en 2 argumenten tegen de stelling, in de conclusie herhaal je het belangrijkste argument.
Mail het betoog naar de docent

Slide 32 - Slide

Evalueren
Aan het eind van de les:
  • herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • ken ik de beoordelingspunten van het schrijfexamen

Slide 33 - Slide

Stel je vraag over het schrijfexamen.

Slide 34 - Open question