VWO 2 Herhaling grammatica les 2

Herhaling grammatica les 2
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling grammatica les 2

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt het bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
  2. Je kunt Franse zinnen maken met een vergelijking erin.
  3. Je kunt de overtreffende trap gebruiken.

Slide 2 - Slide

Programma
1. Terugblik vorige les (bijvoeglijk naamwoord)
2. Herhaling vergelijkingen
3. Extra oefeningen

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les 
Het bijvoeglijk naamwoord
Denk aan :
* de vorm
* de plaats

Slide 4 - Slide

Ik heb een grote broer
A
J'ai un frère grand
B
J'ai un grand frère
C
J'ai une grande frère
D
J'ai un frère grande

Slide 5 - Quiz

Zij heeft twee kleine zusjes
A
Elle a deux petits soeurs
B
Elle a deux soeurs petites
C
Elle a deux petites soeurs
D
Elle a deux soeurs petits

Slide 6 - Quiz

Hij heeft aardige ouders
A
Il a des parents sympas
B
Il a des sympas parents
C
Il a des parents sympa
D
Il a des sympa parents

Slide 7 - Quiz

Mijn moeder is heel mooi.
A
Ma mère est très beau
B
Ma mère est très belle
C
Ma mère est très bel

Slide 8 - Quiz

Het is een goed idee.
A
C'est une bon idée
B
C'est une bonne idée
C
C'est une idée bonne
D
C'est un bien idée

Slide 9 - Quiz

Ik vind die zwarte broek mooi.
A
J'adore ce noir pantalon
B
J'adore ce pantalon noire
C
J'adore ce pantalon noir

Slide 10 - Quiz

Zij draagt witte schoenen
A
Elle porte des chaussures blanches
B
Elle porte des blanches chaussures
C
Elle porte des chaussures blancs

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Aantekeningen maken
plus ... que / qu'                ... (er) dan     Il est plus grand que moi
moins .... que / qu'   minder .... dan   Elle est moins grande que toi
aussi ... que / qu'       even ... als     Elles sont aussi grandes que toi
timer
3:00

Slide 13 - Slide

(groter dan / grand) Mes frères sont .......... mon père

Slide 14 - Open question

(minder groot / grand) La chambre est ....... ma chambre

Slide 15 - Open question

(even klein als / petit) Elle est .... ma soeur.

Slide 16 - Open question

Overtreffende trap
Om aan te geven dat iets of iemand bijvoorbeeld het grootst of het kleinst is, gebruik je in het Frans le plus, la plus, les plus
Le plus petit garçon - Het kleinste jongetje
La plus grande fille - Het grootste meisje
Les plus jolis films - De mooiste films
Les plus belles  filles - De mooiste meisjes
timer
3:30

Slide 17 - Slide

Onregelmatige vormen
Bijvoeglijk naamwoord:
bon (goed) - meilleur (beter) - le meilleur (best)


C'est un bon joueur - Het is een goede speler
C'est un meilleur joueur - Het is een betere speler
C'est le meilleur joueur - Het is de beste speler

timer
3:30

Slide 18 - Slide

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(de grootste / grand) Romain est ........garçon de la classe.

Slide 19 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(hoogste / haut) La Tour Eiffel est .... tour de Paris.

Slide 20 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(minder moeilijk dan / difficile)Le français est ...l'anglais.

Slide 21 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(mooier / belle) Cette voiture est ... la mienne.

Slide 22 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(grootste / grand) C'est ... chanteuse de tous les temps.

Slide 23 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(mooiste / joli) Ce sont ... filles.

Slide 24 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

(de beste) C'est .... danseuse de la classe.

Slide 25 - Open question

Evaluatie
Bekijk de volgende dia.
Vergelijk deze mensen met elkaar.
Bedenk 3 zinnen met een vergelijking.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Bekijk het plaatje van de vorige dia en maak 3 zinnen met een vergelijking erin.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Link