D2ATh3 B2: In-uitgeademde lucht - Theorie-Praktijk 2020 lln

D2ATh3: Verbranding en ademhaling
 B2: Ingeademde en uitgeademde lucht
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D2ATh3: Verbranding en ademhaling
 B2: Ingeademde en uitgeademde lucht
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lucht

Slide 3 - Mind map

Ziek of afwezig of herhaling uitleg?
Kijk 
het uitleg-filmpje
2.30 minuten

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Lucht wat zit erin?
In de lucht zit vooral stikstof en zuurstof, maar ook een klein beetje koolstofdioxide. 
De gassen zie en ruik je niet. 
Je kunt lucht wel voelen als je bijvoorbeeld uitademt.
In de lucht zit ook waterdamp. 

Waterdamp is water in de vorm van gas. 
Als er weinig waterdamp in de lucht zit, is het droge lucht. 
Als er veel waterdamp in de lucht zit, is het vochtige lucht. 

De hoeveelheid waterdamp in de lucht noem je de luchtvochtigheid.

Slide 8 - Slide

Lucht wat zit erin?
In de lucht zit vooral stikstof en zuurstof, maar ook een klein beetje koolstofdioxide. De gassen zie en ruik je niet. Je kunt lucht wel voelen als je bijvoorbeeld uitademt.
In de lucht zit ook waterdamp. 

Waterdamp is water in de vorm van gas. 
Als er weinig waterdamp in de lucht zit, 
is het droge lucht. Als er veel waterdamp in de lucht zit, is het vochtige lucht. 

  Inademen                            Uitademen   
         De hoeveelheid waterdamp in de lucht noem je             de luchtvochtigheid.

Slide 9 - Slide

Jij kunt het verhaal vertellen!
mond/neus

Slide 10 - Slide

Jij kunt het verhaal vertellen!
mond/neus

Slide 11 - Slide


Wat is waar
A
dit is een diagram van ingeademde lucht
B
dit is een diagram van uitgeademde lucht
C
dit is geen diagram van in- of uitgeademde lucht
D
'ik krijg het Spaans benauwd'

Slide 12 - Quiz

Opdracht 8 
Zuurstof in ingeademde en uitgeademde lucht 

DEMO door de docent
Maak opdr. 8 blz. 102 

Slide 13 - Slide

Antwoorden / Uitleg Opdracht 8 
Lucht                    - tijd (sec) 1e x   -   tijd (sec) 2e x
ingeademde               ....                               ....
uitgeademde             ....                               ....

1. De kaars gaat uit doordat de ZUURSTOF op is

2. De kaars bleef het langst branden in het 
     bekerglas met INGEADEMDE lucht

3. In ingeademde lucht zit MEER zuurstof dan
     in uitgeademde lucht

Slide 14 - Slide

Zuurstof en koolstofdioxide
Bij inademen gaat zuurstof naar je longen en komt daarna in het bloed. Het bloed vervoert de zuurstof naar alle cellen in je lichaam. 
In elke cel vindt verbranding plaats en komt koolstofdioxide en water vrij. De cellen geven de koolstofdioxide af aan het bloed en het bloed vervoert dit naar de longen. 

Via de longen gaat de koolstofdioxide weer naar buiten omdat je uitademt.
Ademhaling
'Buikademhaling'
d.m.v. de beweging van het middenrif.

Slide 15 - Slide

Opdracht 9: Koolstofdioxide in- en uitgeademde lucht 
(MH: blz. 102 en 103)
In de gaswasfles zit een laagje helder kalkwater. 
Één buisje zit in de vloeistof (B)
Één buisje is eigenlijk geen buisje maar alleen een mondstuk (A)

  • Leerling 1 zuigt aan het mondstukje dat boven de vloeistof hangt:
     (Zuig aan A, deze hangt NIET in de vloeistof )
     
Daarna:
  •  Leerling 2 blaast door het buisje dat in de vloeistof hangt (buisje B)


    Zuig NIET aan B :(
     Vul in van opdracht 9 op blz. 102:  Ingeademde lucht         ..........  troebel
    Vul in: Uitgeademde lucht ...... troebel.  Maak ook de vraag bovenaan blz. 103

    Slide 16 - Slide

    Antwoorden/Uitleg: 
    Opdracht 9: Koolstofdioxide in- en uitgeademde lucht 
    (MH: blz. 102 en 103)

    Als je zuigt verandert de lucht in de ruimte niet. De hoeveelheid zuurstof/koolstofdioxide blijft gelijk. Het helder kalkwater verandert niet.

    Uitgeademde lucht bevat meer koolstofdioxide.
    Dit blaas je in het helder kalkwater. Dit wordt daardoor troebel.

    Slide 17 - Slide

    Waterdamp en temperatuur
    In uitgeademde lucht zit meer waterdamp dan ingeademde lucht. 

    Dat betekent dat uitgeademde lucht een hogere luchtvochtigheid heeft. 

    Als je uitademt tegen een koud raam, koelt de warmte de vochtige lucht af op het raam en verandert de waterdamp in waterdruppeltjes. 
    Je ziet dan op het raam condens ontstaan.
    Maak opdr. 10 en 11 (blz. 103)

    Slide 18 - Slide

    Ingeademde lucht
    Uitgeademde lucht
    temperatuur lucht laag
    temperatuur lucht hoog
    waterdamp veel 
    waterdamp weinig 

    Slide 19 - Drag question

    Verplaats als dat goed is
    Ingeademde lucht
    Uitgeademde lucht
    zuurstof 0%
    zuurstof 16%
    zuurstof 21%
    koolstofdioxide 0%
    koolstofdioxide 0,04%
    koolstofdioxide 5%

    Slide 20 - Drag question


    Als je uitademt tegen een koude ruit, ontstaat er ...1...

    Uitgeademde lucht bevat meer ...2... dan ingeademde lucht

    A
    1. warmte 2. condens
    B
    1. condens 2. waterdamp
    C
    1. waterdamp 2. condens
    D
    1. condens 2. zuurstof

    Slide 21 - Quiz

    Emily zegt:
    Ingeademde lucht is kouder dan uitgeademde lucht.

    Joey zegt:
    Er zit meer zuurstof in ingeademde lucht dan uitgeademde lucht

    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    Emily: waar Joey: nietwaar
    D
    Emily: nietwaar Joey: waar

    Slide 22 - Quiz

    Max zegt:
    Bij de verbranding in de lichaamscellen komt koolstofdioxide vrij

    Anne zegt:
    Het lichaam gebruikt een deel van de stikstof die in de lucht zit

    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    Max: waar Anne: nietwaar
    D
    Max: nietwaar Anne: waar

    Slide 23 - Quiz

    In ingeademde lucht zit zuurstof.
    Na de ademhaling in-en-uit is alle zuurstof verbruikt.
    Er zit geen zuurstof in uitgeademde lucht.
    A
    waar
    B
    nietwaar
    C
    dat ligt aan hoe diep je inademt
    D
    dat ligt aan bijv. of je sport of niet

    Slide 24 - Quiz


    Wat is waar
    A
    dit is een diagram van ingeademde lucht
    B
    dit is een diagram van uitgeademde lucht
    C
    dit is geen diagram van in- of uitgeademde lucht
    D
    'ik krijg het Spaans benauwd'

    Slide 25 - Quiz


    Wat is waar
    A
    dit is een diagram van ingeademde lucht
    B
    dit is een diagram van uitgeademde lucht
    C
    dit is geen diagram van in- of uitgeademde lucht
    D
    'ik krijg het Spaans benauwd'

    Slide 26 - Quiz


    Wat is waar
    A
    dit is een diagram van ingeademde lucht
    B
    dit is een diagram van uitgeademde lucht
    C
    dit is geen diagram van in- of uitgeademde lucht
    D
    'ik krijg het Spaans benauwd'

    Slide 27 - Quiz


    1 Bij verbranding in het lichaam ontstaat water.

    2 Ingeademde lucht bevat minder water dan
    uitgeademde lucht.



    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    1: waar 2: nietwaar
    D
    1: nietwaar 2: waar

    Slide 28 - Quiz


    1 Bij hoge luchtvochtigheid is de lucht droog

    2 De hoeveelheid zuurstof bepaalt de hoogte van de
    luchtvochtigheid in de lucht



    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    1: waar 2: nietwaar
    D
    1: nietwaar 2: waar

    Slide 29 - Quiz

    Je loopt met je schaatsen naar de ijsbaan.

    1 Ingeademde lucht is kouder dan uitgeademde lucht.
    2 De lichaamstemperatuur is hoger dan de
    omgevingstemperatuur.


    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    1: waar 2: nietwaar
    D
    1: nietwaar 2: waar

    Slide 30 - Quiz



    Condens zijn waterdruppeltjes die ontstaan na

    A
    inademen
    B
    sporten
    C
    uitademen
    D
    een proefwerk maken

    Slide 31 - Quiz


    1 Op een droge dag geef je meer water af via je adem dan op
    een vochtige dag.

    2 Stikstof en zuurstof vormen samen 87% van de lucht.

    A
    beide waar
    B
    beide nietwaar
    C
    1: waar 2: nietwaar
    D
    1: nietwaar 2: waar

    Slide 32 - Quiz

    Wat is waterdamp?

    Slide 33 - Open question

    Slide 34 - Video