1HV H4 Natuurrampen in Japan Oefentoets §4.1 en §4.2

Oefentoets 
Hoofdstuk 4 Natuurrampen in Japan 
§4.1 Japan: land in de Ring van Vuur
§4.2 De grote Oost-Japanse ramp 



1 havo/vwo 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefentoets 
Hoofdstuk 4 Natuurrampen in Japan 
§4.1 Japan: land in de Ring van Vuur
§4.2 De grote Oost-Japanse ramp 



1 havo/vwo 

Slide 1 - Slide

Oefentoets
Dit is een oefentoets met alleen meerkeuzevragen. Het kan dus zijn dat je deze oefentoets makkelijker ervaart dan de 'echte' toets. Zorg dat je altijd goed voorbereid bent op de toets ongeacht het cijfer voor deze oefentoets. 
Succes!

Slide 2 - Slide

Het landschap van Japan heeft veel reliëf.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is geen natuurramp die in Japan kan voorkomen?
A
Aardbeving
B
Vulkaanuitbarsting
C
Tsunami
D
Hongersnood

Slide 4 - Quiz

Wat zie je niet op de afbeelding?
A
Schollen
B
Vulkanen
C
Ring of fire
D
Breuklijnen

Slide 5 - Quiz

Welke van deze twee soorten aardplaten is het zwaarst?
A
Oceanische plaat
B
Continentale plaat

Slide 6 - Quiz

Gesmolten gesteente onder de aardkorst noem je:
A
Lava
B
Magma

Slide 7 - Quiz

Bewegend gesteente in de aardkorst noemen we:
A
Lava
B
De buitenkern
C
Breuken
D
Convectiestromen

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je de plaatbeweging die hiernaast te zien is?
A
Convergent
B
Divergent
C
Transform

Slide 9 - Quiz

Een diepe kloof onder in de zee, noemen we:
A
subductie
B
engogene krachten
C
een trog
D
een zeebeving

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je de plaatbeweging die hiernaast te zien is?
A
Convergent
B
Divergent
C
Transform

Slide 11 - Quiz

Hoe noem je de plaatbeweging die hiernaast te zien is?
A
Convergent
B
Divergent
C
Transform

Slide 12 - Quiz

Wat is het gevolg van deze beweging?
A
Alleen vulkanen
B
Gebergte en aarbevingen
C
Alleen aardbevingen
D
Vulkanen en aardbevingen

Slide 13 - Quiz

Wat is het gevolg van deze beweging?
A
Alleen vulkanen
B
Gebergte en aarbevingen
C
Alleen aardbevingen
D
Vulkanen en aardbevingen en gebergte

Slide 14 - Quiz

Welke beweging van aardplaten vinden we op plekken waar subductie is?
A
Transforme beweging
B
Divergente beweging
C
Convergente beweging

Slide 15 - Quiz

Bij welk cijfer is het gesteente het langst geleden ontstaan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Een tsunami kan voorkomen worden door het plaatsen van een waarschuwingssysteem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Een aardbeving die een tsunami veroorzaakt heeft altijd een hypocentrum dat in zee ligt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Een aardbeving begint ergens diep in de aardkorst. Het punt aan het aardoppervlak daar loodrecht boven heet het epicentrum
A
Juis
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

De kracht van een aardbeving meet je met:
A
de schaal van beaufort
B
een weegschaal
C
een fruitschaal
D
de schaal van richter

Slide 20 - Quiz

Als je op de schaal van richter van 1 naar 2 gaat is de aardbeving:
A
1x zo sterk
B
10x zo sterk
C
100x zo sterk
D
1000x zo sterk

Slide 21 - Quiz

Wetenschappers die aardbevingen bestuderen heten:
A
Geologen
B
Geografen
C
Seismologen
D
Tsunamilogen

Slide 22 - Quiz

Aardbevingen lichter dan 2 op de schaal van richter.
A
Kun je goed voelen
B
kun je niet voelen
C
zijn alles verwoestend
D
komen altijd na een zware aardbeving

Slide 23 - Quiz

In Nederland komen aardbevingen voor, maar deze zijn meestal niet zo zwaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Bekijk de kaart. Welke 2 werelddelen liggen op de Euraziatische plaat?
A
Afrika - Amerika
B
Amerika - Europa
C
Europa - Azië
D
Amerika - Azië

Slide 25 - Quiz

Japan ligt op het grensgebied van drie platen: de Euraziatische plaat, de Pacifische plaat en de Filipijnse plaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Beoordeel de stellingen.
I Tsunami’s ontstaan in gebieden waar aardbevingen
voorkomen.
II Tsunami’s ontstaan in gebieden met vulkanen.

A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 27 - Quiz

Wat gebeurt er met een tsunami in de ondiepe kust?
A
De tsunami wordt groter én de snelheid neemt af
B
De tsunami wordt groter én de snelheid neemt toe
C
De tsunami wordt kleiner én de snelheid neemt af
D
De tsunami wordt kleiner én de snelheid neemt toe

Slide 28 - Quiz