8. hablar en español

¡Buenos días!
Patagonia, Chile/Argentina
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Buenos días!
Patagonia, Chile/Argentina

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Los objetivos (evaluación)
  • Repaso vocabulario
  • Repaso preposiciones 
  • Dar direcciones 
  • Practicar para la evaluación

Slide 2 - Slide

SO woensdag 22 juni
¿PREGUNTAS?
VRAGEN?

Slide 3 - Slide

REPASO 
Vocabulario 3.1 
Los medios de transporte

Leerdoel: Ik weet hoe de vervoersmiddelen in het Spaans heten.

Slide 4 - Slide

¿Qué es?

Slide 5 - Open question

¿Qué es?

Slide 6 - Open question

TE VOET GAAN

Slide 7 - Open question

MET DE BUS GAAN

Slide 8 - Open question

CUESTA MUCHO DINERO
A
rápido/a
B
barato/a
C
caro/a
D
lento/a

Slide 9 - Quiz

QUE ES ÚTIL
A
rápido/a
B
practico/a
C
seguro/a
D
cómodo/a

Slide 10 - Quiz

QUE TARDA MUCHO TIEMPO
A
lento/a
B
caro/a
C
rápido/a
D
cómodo/a

Slide 11 - Quiz

QUE TIENE RIESGO
A
barato/a
B
seguro/a
C
caro/a
D
peligroso/a

Slide 12 - Quiz

Met het vliegtuig gaan is veilig.

Slide 13 - Open question

Vamos ... la playa.
A
de
B
en
C
a

Slide 14 - Quiz

Soy ... Helmond.
A
a
B
en
C
de

Slide 15 - Quiz

Voy ... Madrid ... coche.
A
a - de
B
de - en
C
a - en

Slide 16 - Quiz

Ir ... la izquirda.
A
a
B
en
C
de

Slide 17 - Quiz

Ir ... la izquirda.
A
a
B
en
C
de

Slide 18 - Quiz

ir ... pie
A
a
B
en
C
de

Slide 19 - Quiz

Leerdoel: 
Ik kan vertellen waar voorwerpen/personen zich bevinden.

Slide 20 - Slide

¿Dónde está?
       Por ejemplo
  • ¿Dónde está la tienda de ropa?
- La tienda de ropa está entre el teatro y la casa de Pepe.

  • ¿Dónde está el museo?
- El museo está al lado del hospital. 


                                                               LET OP: de + el = del
Probeer erachter te komen wat er onder nummer 1, 2, 3, 4 en 5 zit. 

Slide 21 - Slide

Leerdoel: 
Ik kan de weg wijzen in het Spaans.

Slide 22 - Slide

Dar direcciones
Je ontvangt per tweetal een opdrachten kaartje. 

Schrijf samen de juiste route uit in het Spaans. Gebruik de gebiedende wijs (tú), noteer de route in je schrift. Klaar? Ik kom de route controleren.


Slide 23 - Slide

Let op:
De werkwoorden dien je zelf nog te vervoegen. 

Slide 24 - Slide

¿Dónde está ....?
Beantwoord onderstaande vragen, maak steeds gebruik van een ander voorzetsel.

  • ¿Dónde está la biblioteca? 

  • ¿Dónde está el hotel? 

  • ¿Dónde está el supermercado? 

  • ¿Dónde está la escuela? 

Slide 25 - Slide

El imperativo
1. ______________ (vosotros, escribir) una reacción.
2. ¡_____________ (tú, comer), por favor!
3. ______________ (usted, abrir) la ventana, por favor.
4. ______________ (vosotros, mirar), ¡qué bonito!
5. Por favor, ______________ (comer, vosotros) un poco más.
6. ________________ (leer, ustedes) el ejercicio de la página 80.
7. _______________ (hablar, tú) con tu compañero.

Leerdoel: Ik kan de gebiedende wijs bevestigend gebruiken. 

Slide 26 - Slide

El imperativo
1. Escribid una reacción.
2. ¡Come, por favor!
3. Abra, la ventana, por favor.
4. Mirad, ¡qué bonito!
5. Por favor, comed un poco más.
6. Lean el ejercicio de la página 80.
7. Habla con tu compañero.

Leerdoel: Ik kan de gebiedende wijs bevestigend gebruiken. 

Slide 27 - Slide

Traduce - vertaal

1. Waar is de bank?
2. Ga rechtdoor en sla de eerste straat linksaf.
3. Is er een hotel in de buurt*?
4. Ja, sla rechts af. Ga rechtdoor en sla de derde straat rechtsaf. 
Naast de bioscoop is het hotel.
5. Pardon, weet u waar het museum is? 
Ja, ga rechtdoor en sla de tweede straat linksaf. Daar is het, op de hoek.
6. Weet jij waar de apotheek is? Nee, sorry, dat weet ik niet. 

(*in de buurt = cerca de aquí)

Slide 28 - Slide

Traduce - vertaal

1. ¿Dónde está el banco?
2. Sigue todo recto y gira la primera calle a la izquierda.
3. Hay un hotel cerca de aquí?
4. Sí, gira a la derecha. Sigue/toma/coge la tercera calle a la derecha.
A lado del cine está el hotel.
5. Perdón, ¿sabe dónde está el museo?
Sí, sigue todo recto y gira la segunda calle a la izquierda. Allí está, en la esquina.
6. ¿Sabe dónde está la farmacia? No, lo siento, no lo sé.

Slide 29 - Slide




Los deberes

Leren voor het SO. 

Slide 30 - Slide

SO woensdag 22 juni
¿PREGUNTAS?
VRAGEN?

Slide 31 - Slide

LEERTIPS?

Slide 32 - Mind map

Leertips:
TAREA 2: Het gaat hier om werkwoorden. Zorg dat je de rijtjes een aantal keer doorleest. (eventueel hardop, dan onthoud je het nog sneller). Laat jezelf overhoren door het programma Verbuga Spaans. Je vult bij werkwoorden: ir, coger, seguir, jugar en conocer in. Tijd: presente. 
Denk je de werkwoorden te beheersen? Schrijf de rijtjes uit je hoofd op. Herhaal dit proces, door te herhalen kan je het beter onthouden. 

TAREA 3: woordenschat: eerst een aantal keer (hardop) doorlezen. Als je het een beetje kent ga je jezelf overhoren via quizlet. Dit is belangrijk zodat je niet de woorden op een vaste volgorde leert. Ook is de spelling belangrijk. 
Grammatica: Neem de regels goed door (staan in LessonUp en in je online module). Kan je de grammatica aan iemand anders uitleggen? Dan beheers je de grammatica goed! 

Slide 33 - Slide