1.4 subculturen

• Maatschappijwetenschappen
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

1.4 Acculturatie en subculturen 

• Je kunt onderscheid maken tussen de dominante, sub en tegencultuur.
• Je kunt het verschil uitleggen tussen acculturatie en enculturatie en ze herkennen in een bron.
• Je kunt benoemen welke functies socialisatie heeft.

Vul aan!

Studenten die geen kamer vinden hebben ervaren een gevoel van isolatie en hebben een minder hoog beeld van zichzelf. Het gaat daarbij om het 1)... aspect van identiteit. Daarnaast vinden ze minder aansluiting en wordt het moeilijker een netwerk op te bouwen. Dat verwijst naar het aspect 2)... identiteit.

In een studentenhuis zijn er andere mensen die je dingen aanleren, deze mensen noemen we 3)... Zij dragen bijvoorbeeld over dat je je eigen afwas moet doen en het niet moet laten staan voor een ander. Dit onderdeel van cultuur noemen we een 4)... en daarvan willen we dat nieuwe studenten dit 5)... 

1.4 Acculturatie en subculturen 

• Je kunt onderscheid maken tussen de dominante, sub en tegencultuur.
• Je kunt het verschil uitleggen tussen acculturatie en enculturatie en ze herkennen in een bron.
• Je kunt benoemen welke functies socialisatie heeft.

Cultuur 

Het geheel van voorstellingen, opvattingen, uitdrukkingsvormen, waarden en normen die mensen binnen een groep of samenleving verworven hebben. 

Soorten cultuur

Dominante cultuur = met de meerderheid gedeeld.

Subcultuur = wijken licht af van dominante cultuur.

Tegencultuur = verzetten zich tegen de dominante cultuur of vormen een bedreiging.

Welke soort cultuur?

• Je ziet hierna afbeeldingen die onderdeel zijn van de dominante cultuur, een subcultuur of een tegencultuur.
• Houd steeds de juiste kleur omhoog: 

Dominant=            Sub=            Tegen=

Speciale vormen van socialisatie 

Acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur dan waar je in bent opgegroeid.

Enculturatie: Het aanleren en verwerven van de cultuur waar je in bent opgegroeid. 

Acculturatie 

Functies van socialisatie 

1. Continueren van cultuur 
2. Veranderen van cultuur 
3. Identificatie met groepen
4. Ontwikkelen van identiteit
5. Gedrag voorspelbaar maken 

1. Het continueren van cultuur

• Een cultuur moet van generatie op generatie overgegeven worden om niet verloren te gaan.
• Op deze manier wordt een cultuur in stand gehouden.

2. Het veranderen van cultuur

• Nieuwe inzichten, ontwikkelingen, maatschappelijke gebeurtenissen zorgen dat er veranderingen optreden in een cultuur.
• Cultuur is relatief: tijd/plaatsafhankelijk

3. Identificatie met groepen

• Je verbonden voelen met een groep en de daarbij horende cultuur.

• Groepslidmaatschap.

4. Ontwikkelen van de identiteit

• Gedurende je hele leven kom je verschillende socialisatoren tegen die invloed uitoefenen.
• Hierdoor word jij de persoon die je bent, je kunt jezelf ontwikkelen door de invloed van anderen.

5. Gedragsregulerende functie

• Weten wat er in bepaalde situaties verwacht wordt en wat je kunt verwachten, hier kun je je naar gedragen.
• Dat is prettig, omdat het kaders schept van waaruit we handelen.
  

Hoofdstuk 1: de samenleving en ik 

1: identiteit alle onderdelen definitie, aspecten, referentiekader

2: socialisatie alle onderdelen definitie, socialisatoren, internalisatie, nature en nurture

3: cultuur alle onderdelen definitie, immaterieel en materieel)

4. dominante, sub en tegencultuur, acculturatie en enculturatie, functies van socialisatie

SO vrijdag 3 oktober

npo.nl

Kijkopdracht

• We kijken naar een aflevering van de documentaire 'poldermocro's'.
• Tijdens het kijken vul je zelfstandig de kijkvragen in          (5 stuks).
• Deze zijn op dezelfde manier gesteld als het SO van volgende week vrijdag.
• Je levert het formulier aan het eind van de les in.