Herhaling TC A1 Th 4

• NT2
• ISK

Herhaling TC A1 Th 4

Wat is dit? Vergeet het kleine
woordje niet (de/het/een)

Wat zijn dit?

Wat is dit?

Wat zijn dit?

Welk deel van de
dag is dit?

Wat zijn dit?

Wat is dit?

Welk deel van de
dag is dit?

Wat is dit?

Wat zijn dit?

Wat is dit?

De tomaten zijn ................. : 2 kilo voor de prijs van 1

1. duur
2. goedkoop
3. kassa
4. geld

Ik eet graag pizza, .................... ik vind dat lekker.

1. vaak
2. gisteren
3. want
4. of

Met de ................... kun je sparen voor een handdoek

1. aanbieding
2. kassabon
3. kassa
4. zegels

Ik heb geen geld bij me, kan ik ..............?

1. sparen
2. aanbieding
3. pinnen
4. gratis

Je kunt betalen bij de .................. .

1. kassa
2. verkoper
3. geld
4. aanbieding

Wil je voor mij een ................. melk halen?

1. pen
2. daarna
3. pan
4. pak

De 2e komkommer is ................ !

1. aanbieding
2. duur
3. gratis
4. groente

19. Zet in de goede volgorde:
wonen / Waar / jullie/ ?

lekker / Vinden / jouw broers / groente / ?

in de aanbieding / de tomaten /
Zijn / ?

22. zegels / u / Wilt / ?

kilo aardappels / u / wilt / Hoeveel / ?

zijn / het lekkerst / Welke druiven / ?

ik / de helft / Mag / ?

jij / altijd boodschappen / in deze supermarkt / Doe / ?

in de oven / de pizza / Ligt / ?

.............. jij morgen bij ons eten? (komen)

U ................ vaak in deze supermarkt (komen)

Hij ................ niet elke dag op school. (komen)

............. jij mee naar de bioscoop? (gaan)

Hij ............... deze zomer naar Marokko op vakantie (gaan)

Ik ............. altijd naar dezelfde kapper. (gaan)

Welke taal ......... hij het best? (spreken)

Hij ............. elke dag tien kilometer hard (lopen)

Dat is moeilijk. Ik .......... het antwoord niet. (weten)

Wat ........... jij 's middags? (eten)