week 01 Spelling Les 2

Spelling Les 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling Les 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je kunt de volgende werkwoordsvormen spellen:
* infinitief;
* PV tt;
* PV vt;
* Voltooid deelwoord;
* Onvoltooid deelwoord.

Slide 3 - Slide

Programma
1. Instructiefilmpje
2. Schema voltooid en onvoltooid deelwoord
3. Oefenquizje
4. Zelfstandig: opdrachten vorige les nakijken en maken opdrt. 5
5. Evaluatie

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Noteer het voltooid of onvoltooid deelwoord

(schelden) verliet hij het lokaal.

Slide 9 - Open question

Noteer het voltooid of onvoltooid deelwoord

Zij is cum laude (slagen)

Slide 10 - Open question

Noteer het voltooid of onvoltooid deelwoord

Die twee auto's zijn hard op elkaar (botsen)

Slide 11 - Open question

Noteer het voltooid of onvoltooid deelwoord

(huilen) rende ze naar huis

Slide 12 - Open question

Noteer het voltooid of onvoltooid deelwoord

Wij hebben onze verjaardag samen (vieren)

Slide 13 - Open question

Noteer het voltooid of onvoltooid deelwoord

Heb je dat hele stuk (fietsen)

Slide 14 - Open question

opdrachten vorige les nakijken en maken opdrt. 5

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Noteer de pv in de t.t.
(worden) jij ook zo moe van al die toetsen?

Slide 17 - Open question

Noteer de pv in de t.t.
(lachen) zij hem nu uit?!

Slide 18 - Open question

Noteer de pv in de t.t.
Hij (dreigen) zijn baan te verliezen.

Slide 19 - Open question

Noteer de pv in de v.t.
Die meiden (praten) over niets anders.

Slide 20 - Open question

Noteer de pv in de v.t.
ik (raden) hem dat af!

Slide 21 - Open question

Noteer het onvoltooid deelwoord.
(zingen) stond zij onder de douche.

Slide 22 - Open question

Noteer het onvoltooid deelwoord.
(mopperen) ging hij naar bed.

Slide 23 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord.
Zij is als kind veel (pesten).

Slide 24 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord.
Wij hebben dat altijd al (zeggen).

Slide 25 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord.
Hij heeft heel snel zijn diploma (halen)

Slide 26 - Open question